het curieuze is dat het woord welbeschouwd niet bestaat, alleen maar als de vertaling van een Hebreeuws woord en alleen maar in één vaste wending. Exodus 20:2: ‘Ik ben de Heere uw God, die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb’ (ook in Ex. 13:3, 13:14; Deut. 5:6, 7:8; Jozua 24:17; Richt. 6:8; Jer. 34:13).
Volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal is een diensthuis een huis ‘waar men als ondergeschikte, als slaaf werkzaam is’; het woord komt ‘alleen in den bijbel en in bijbelschen stijl’ voor. Van Dale zegt dat een diensthuis (geen meervoud, bijbeltaal) een ‘huis der dienstbaarheid’ is, wat dat ook maar precies moge zijn, waarna het citaat uit Exodus volgt. Het klinkt vriendelijk, ‘diensthuis’, als een vertrouwde plek waar men met collega's een fijne dienst kan draaien, maar in de werkelijkheid van de bijbel is het een eufemistische vertaling voor een ellendige toestand van onderdrukking. Om een of andere reden besloten de Statenbijbelvertalers indertijd niet te kiezen voor een vertaling met slavernij of knechting, maar voor diensthuis, met alle misverstanden van dien. Zie bijvoorbeeld deze zin, gevonden in een PvdA-geschrift, over Troelstra: ‘Hij zag zichzelf als een tweede Mozes die de arbeidersklasse uit het diensthuis der knechtschap zou leiden, en de partijleden accepteerden zijn leidersrol volledig en met overgave.’ Het diensthuis der knechtschap: dat betekent zoveel als de slavernij van de slavernij.
Het leidde er ook toe dat van huis uit bijbelvaste ambtenaren in overheidsdienst spraken van hun diensthuis als ze het over hun moderne, goed geventileerde, ruim bemeten, van prettige zonwering voorziene Haagse werkkamers hadden, waar zij tegen een aantrekkelijk salaris, met flexibele werktijden en een goede pensioenvoorziening aan dienstbaarheid konden doen - heel anders dan de barre omstandigheden waaronder de joodse slaven indertijd voor de Egyptenaren moesten werken.
Noteren wij daarom in het woordenboek van de poëzie: ‘diensthuis (bijbels) slavernij; ook wel, ten onrechte, gebruikt voor de vrijwillige slavernij van een leuke directeursbaan, acht uur per dag, bij een landelijke museuminstelling op het gebied van Nederlandse letterkunde en dierzelver documentatie, of voor het pand, aan alle eisen van de Arbowet voldoend, waarin deze functie wordt uitgeoefend (Prins Willem-Alexanderhof 5, 2595 BE Den Haag).’