Van appel naar Apfel
Nadat de Germaanse klankverschuiving was opgetreden, traden er ook binnen het Germaans klankwettige veranderingen op, waardoor de verschillen ontstonden tussen de moderne Germaanse talen (Deens, Duits, Engels, Fries, IJslands, Nederlands, Noors en Zweeds). Iedereen kent wel de medeklinkerverschillen tussen het Nederlandse tijd, tien en het Engelse time, ten tegenover het Duitse Zeit, Zehn, of die tussen het Nederlandse en het Engelse pan tegenover het Duitse Pfanne, en tussen het Nederlandse koken en het Engelse to cook tegenover het Duitse kochen. Hieraan lijkt een klankwet ten grondslag te liggen, en dat is ook zo.
De (Oud)hoogduitse klankverschuiving, zoals deze klankwet genoemd wordt, was verantwoordelijk voor een regelmatig verschil tussen de Nederlandse en de Duitse medeklinkers. Deze klankverschuiving, die waarschijnlijk in de tweede helft van de vijfde en in de zesde eeuw plaatsvond, hield onder andere in dat in Duitse woorden p, t, k na klinkers f, s, ch werden en na medeklinkers of aan het begin van een woord pf, (t)z, k. Na r en l veranderde p in f, niet in pf. Deze klankverschuiving verklaart het verschil tussen het Nederlandse appel, dorp, ik, maken, pond en het Duitse Apfel, Dorf, ich, machen, Pfund.
Maar hoe zit het dan met het Duitse Paar en Pein naast Nederlands paar en pijn? Volgens de klankverschuiving zou dat in het Duits toch Pfaar en Pfein moeten zijn? Het feit dat de klankverschuiving in deze woorden niet is opgetreden, duidt erop dat de woorden waarschijnlijk ontleend zijn, en wel nadát de klankverschuiving was opgetreden, dus na de zesde eeuw. Inderdaad zijn deze twee woorden, net als het Nederlandse paar en pijn, ontleend aan het Latijn. Het feit dat deze twee woorden niet meegedaan hebben met de klankverschuiving, vertelt ons dus zowel iets over de herkomst van de woorden als over de ouderdom ervan. In andere Latijnse leenwoorden, zoals Pflanze, Pfütze, Pfeffer, Kelch, Kessel en Schüssel, trad de klankverschuiving wel op; vergelijk de Nederlandse vormen plant, put, peper, kelk, ketel en schotel. Deze woorden zijn dus al vóór de vijfde eeuw geleend.
Over klankwetten valt nog veel meer te vertellen. Wie nieuwsgierig geworden is, moet beslist het mooie boek Vergelijkende taalwetenschap van R. Beekes lezen.