| |
| |
| |
| |
Nes, naze en nez
Feico Nater - Hengelo
In de rubriek ‘Reacties’ van het aprilnummer suggereert G.L. Slieker een mogelijke verwantschap tussen enerzijds de Nederlandse woorden nes en neus, en anderzijds de Engelse woorden naze en ness, die beide ‘kaap’ betekenen. Ter aanvulling wil ik erop wijzen dat in het noordwesten van Frankrijk de Cap Gris Nez te vinden is.
| |
Vijfhuizen
Edmond Destrée - Hoofddorp
Riemer Reinsma besprak in het januarinummer in zijn rubriek ‘Geschiedenis op straat’ de herkomst van de onder meer in Vijfhuizen voorkomende straatnaam Zijdewinde. Ik heb andere nummers van Onze Taal op deze - zeer lezenswaardige - rubriek nageslagen, en zowaar stuitte ik opnieuw op het dorp Vijfhuizen, nu in de besprekingen van de straatnamen Mient (mei 2000) en Nes (februari/maart 2001).
De belangstelling van de heer Reinsma voor straatnamen in Vijfhuizen is verwonderlijk. Immers, volgend jaar wordt gevierd dat de Haarlemmermeer 150 jaar droog is, en dat geldt ook voor Vijfhuizen. Met andere woorden: het gaat hier om een relatief jonge geschiedenis. De door Reinsma besproken straatnamen hebben dan ook geen betrekking op het verleden van dit dorp. Het zijn toevallig gekozen namen voor straten in een nieuwbouwwijk, en ze hebben dus geen enkele verklarende waarde. Het lijkt erop dat Reinsma zich meer laat leiden door de beschikbare literatuur over het onderwerp dan door de topografie, in ieder geval waar het Vijfhuizen betreft.
| |
Naschrift Riemer Reinsma
Op mijn straten-cd-rom van Nederland had ik al gezien dat de genoemde Vijfhuizense straten in een nieuwbouwwijk liggen. Zoiets zie je meestal meteen aan de loop van de straten en het type straatnamen. Ik snapte natuurlijk wel dat bijvoorbeeld de straat met de naam Nes, die vroeger onder meer ‘landtong’ betekende, niet exact op de plaats van de oude landtong lag in de drooggevallen Haarlemmermeer. Dat heb ik dan ook niet beweerd. Ik heb alleen gezegd dat hij naar zijn vroegere betekenis verwijst, net zoals Mient en Zijdewinde naar hun vroegere betekenissen verwijzen.
| |
Randvoorwaarde
Menno P. Sypkens Smit - Hattem
Dr. ir. IJff claimt dat hij het woord randvoorwaarde als eerste buiten de wiskunde toepaste (Onze Taal februari/maart). Hij zou het rond 1970 geïntroduceerd hebben in de discussie over de geluidhinderproblematiek van Schiphol. In Onze Taal van april reageert Bob Vos hierop. Hij schrijft dat het Engelse equivalent boundary conditions al voorkwam in 1947, en het Duitse Grenzbedingungen in 1957. Dat lijkt het verhaal van de heer IJff onderuit te halen.
Toch kan ik me wel het psychische proces voorstellen waardoor hij denkt de introducent ervan te zijn geweest. Iets soortgelijks heb ik zelf bij de hand gehad bij het woord wollig, dat ik begin jaren zeventig in discussies gebruikte voor teksten die door een veelheid van onduidelijke begrippen, omhaal van woorden, dubbele ontkenningen, et cetera nooit direct duidelijk maakten wat er nou precies bedoeld werd. Zoals bij de pluizige rand van een wollen deken niet direct duidelijk is waar de deken nu exact ophoudt. Toen ik jaren later het ‘nieuwe’ wollig door anderen gebruikt zag worden, dacht ik, net als de heer IJff met het woord randvoorwaarde: hé, ze gebruiken ‘mijn’ woord.
Toch denk ik dat het woord wollig ofwel eerder door mij onbewust werd opgepikt, ofwel door anderen ook als zodanig werd uitgevonden omdat het zo beeldend is. Ik denk ook dat IJff randvoorwaarde al onbewust was tegengekomen in niet-wiskundig verband en dat hij het dus niet heeft (her)uitgevonden.
| |
Handelswijze?
Lau Kanen - Veldhoven
Onder verwijzing naar de zeer ter zake doende reactie van Willem Ammerlaan over fouten in de krant (Onze Taal mei), attendeer ik de auteur van het eerste artikel (‘Régionale omroepen, ádequate voorzieningen’) in hetzelfde nummer erop dat in een van haar voorbeelden een dikwijls gemaakte, maar daarom niet minder storende spelfout zit: handelswijze.
Misschien worden we misleid doordat in bijna alle samenstellingen die handel als eerste lid hebben een tussen-s voorkomt: handelswaar, handelsterm, handelsovereenkomst, enzovoort. We realiseren ons wellicht onvoldoende dat het woord handel in die samenstellingen een zelfstandig naamwoord is. Maar in het woord handelwijze (zonder tussen-s!) hebben we - net als bij handelbaar, onhandelbaar en verhandelbaar - te maken met een werkwoord en daar is, hoe vaak het ook anders gedaan wordt, een tussen-s misplaatst.
| |
Dé vierkant
Ab Romein - Waddinxveen
Jan Don schrijft in zijn artikel ‘Dé afwas gaat in hét sop’ in het meinummer van Onze Taal onder meer over het voorspelbare geslacht van Nederlandse samenstellingen. Dat richt zich namelijk altijd naar het rechterdeel van de samenstelling. Zo is computerspel een het-woord omdat spel ook een het-woord is.
Een uitzondering op deze regel is echter het woord vierkant. Dat is een het-woord (althans iedereen spreekt
| |
| |
van ‘het vierkant’ en Van Dale geeft dat ook zo aan), terwijl kant een de-woord is. Als we kijken naar het verwante woord zeskant, dan blijkt dát wel een de-woord te zijn.
| |
kb of Kb?
Rob Geutskens - Assen
In Onze Taal van mei maakt de Taaladviesdienst naar mijn mening de juiste keus door te zeggen dat Mb de afkorting is voor megabit en MB voor megabyte. Als technisch tekstschrijver heb ik me vanaf het begin aan deze toen nog ongeschreven regel gehouden in de hoop dat de lezer het zou begrijpen zoals ik het bedoelde.
De ontwikkeling van namen voor eenheden en de afkortingen (symbolen) daarvan heeft geen gelijke tred gehouden met die van de elektronica zelf. Wie reclame-uitingen beziet van leveranciers van computers en toebehoren, kan uitdrukkingen tegenkomen zoals ‘capaciteit 100 mb’. Volgens de regels staat hier ‘100 millibit’, oftewel ‘eentiende bit’. Baarlijke nonsens, want een bit is de kleinste, dus ondeelbare eenheid van informatie: 1 of 0. Bedoeld wordt ‘100 MB’, dus ‘100 megabyte’, en dat komt overeen met 800 megabit (Mb). Zoals de Taaladviesdienst al schreef, moeten we niet alleen onderscheid maken tussen b en B, maar zeer zeker ook tussen m en M als we geen onzin willen schrijven.
Dit als inleiding tot het volgende probleem: k of K als voorvoegsel van afgekorte namen voor eenheden. Volgens het officiële SI-eenhedenstelsel wordt de k gebruikt voor kilo, waarmee de factor 1000 wordt aangeduid: 1000 g is gelijk aan 1 kg, 1000 m is 1 km. Volgens deze regel is 1 kb dus 1000 bit. Maar men bedoelt met 1 kb ‘1 × 210’, en dat is niet 1000 maar 1024. Daarom gebruik ik de hoofdletter K voor de ‘grote kilo’. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld 1 KB = 1024 byte. Met deze hoofdletter kan geen verwarring ontstaan, omdat de K in het SI-stelsel geen functie heeft als voorvoegsel, en dus nog vrij is voor dit doel. Dit in tegenstelling tot de m en de M, die wel beide betekenis hebben als voorvoegsel (namelijk milli- en mega-).
| |
Vraagteken
Karel F. Treebus - typografisch ontwerper, Berkel en Rodenrijs
De Taaladviesdienst verklaart in de rubriek ‘Vraag en antwoord’ van het juninummer de oorsprong van het vraag- en uitroepteken. Daarbij wordt gebruikgemaakt van een theorie die ik heb vermeld in de Tekstwijzer. Het vraagteken zou volgens die theorie van de afkorting q. komen (van het Latijnse woord quaestio ‘vraag’). Dat was echter maar één verklaring. Een ander, aannemelijker verhaal vermeldt dat het vraagteken afkomstig is uit de Karolingische tijd. In de kloosterschrijfschool van Tours, waar de bekende Angelsaksische abt Alcuin(us van York) - 732-804 - de scepter zwaaide, werd het schrift- en tekensysteem geüniformeerd. Dit leverde ook nieuwe leestekens op. Aan het einde van een vragende zin ging men een waarschijnlijk uit de toenmalige muzieknotatie ontleend tekentje gebruiken: een ‘quilisma’, twee verbonden, naar rechts omhoog wijzende boogjes of haakjes, met een punt eronder. Dit teken zou het in verschillende varianten ruim zes eeuwen uithouden. Enige decennia na de uitvinding van de boekdrukkunst gaf een andere beroemdheid, de Venetiaanse humanistische drukker-uitgever Aldus Manutius (ca. 1450-1515), het ding de huidige rechtopstaande vorm. Deze verklaring is onder meer te vinden in het boekje De geschiedenis van de komma, van Wim Daniëls (1994).
Het uitroepteken verscheen pas in de zestiende eeuw (evenals de apostrof).
Tussen quilisma en vraagteken
Uit: Wim Daniëls, De geschiedenis van de komma. Den Haag, Sdu Uitgevers, 1994
| |
@: apenstaartje of at [1]
Ir. Walter Belgers - Eindhoven
Ad Welschen stelt in zijn artikel over de uitspraak van het @-teken (Onze Taal mei 2001) dat je tegenwoordig steeds vaker ‘at’ hoort in plaats van ‘apenstaartje’. Maar toen ik in 1988 voor het eerst e-mail gebruikte, was het in mijn omgeving juist heel gebruikelijk om het @-teken met at aan te duiden. Aangezien alle terminologie rondom het internet in die tijd in het Engels was, was het niet meer dan logisch dat het @-teken ook op zijn Engels werd uitgesproken. Ik ergerde me dan ook behoorlijk toen ik voor het eerst het @-teken in e-mailadressen als ‘apenstaartje’ uitgesproken hoorde worden! Tot mijn vreugde volgen we nu weer de Vlamingen, die altijd al at gebruikten.
| |
@: apenstaartje of at [2]
J. Sandee - Boskoop
In het meinummer stelt Ad Welschen voor het @-teken in e-mail-adressen voortaan aan te duiden met per adres in plaats van met at of apenstaartje. Het lijkt me vechten tegen de bierkaai. Apenstaartje is al flink ingeburgerd, en dat geldt ook wel voor het synoniem slingeraap, dat ik omstreeks 1965 al door computermensen heb horen gebruiken. In 1992 heeft dit slingeraap er in de grote Van Dale dan ook de betekenis ‘@-teken’ bij gekregen. Daarnaast heb ik de tussenvorm apenslinger wel gehoord. Er zal overigens vast wel een oude typograaf te vinden zijn die weet onder welke benaming het @-teken vroeger bekend was.
| |
@: apenstaartje of at [3]
Paul J. Tilanus - Duivendrecht
Het apenstaartje is al langer bekend in de computerwereld, want reeds in de jaren zestig was het een van de speciale tekens die op de machines van IBM een bijzondere functie vervulden. We noemden het toen overigens meestal ‘slingeraapje’. Is u overigens ook het verschil tussen de Nederlandse en de Vlaamse uitspraak van at opge- | |
| |
vallen? In Nederland zegt men [et], maar in Vlaanderen vaak [at].
| |
@: apenstaartje of at [4]
Hans Korevaar - Geleen
De heer Welschen vraagt zich aan het eind van zijn bijdrage over at en apenstaartje als benamingen voor het @-teken af of er nog betere alternatieven zijn dan zijn voorstel per adres. Het lijkt mij het meest voor de hand liggen om het woord bij te gebruiken, omdat een e-mail wordt gericht aan een persoon die een e-mailadres heeft bíj́ een bedrijf of instantie, of bíj́ een provider.
| |
@: apenstaartje of at [5]
Pia ten Hagen - Bussum
Of het beter is, weet ik niet, maar ik denk aan ad als alternatief voor apenstaartje en at. Het is weliswaar Latijn, maar in het Nederlands heeft het ook de betekenis ‘à raison van’, en bovendien verwijst het naar a(d) in adres én naar de a in het @-teken.
| |
@: apenstaartje of at [6]
Michiel de Boer - Utrecht
Ad Welschen schrijft in het meinummer over Nederlandse benamingen voor het @-teken, maar hij vertelt daarbij niet hoe het in onze e-mailadressen is terechtgekomen. Op www.escape.ca/~parker/email.htm staat het verhaal van de Amerikaan Ray Tomlinson, die in 1972 bij het schrijven van het eerste e-mailprogramma op zoek was naar een teken om de naam van een gebruiker te scheiden van de naam van de computer waar deze mee werkte. Het moest een teken zijn dat onder geen beding in de beide namen kon voorkomen. Tomlinson koos toen voor het @-teken, mede omdat dit de betekenis ‘op, te, bij’ had.
Overigens ben ik het eens met de heer Welschen dat apenstaartje een oubollig cliché is geworden. Ik denk dat het Engelse at de strijd al heeft gewonnen.
Ten slotte nog een aanvulling op het stukje over de buitenlandse benamingen voor het @-teken: op www.linguistlist.org/issues/7/7-968.html is een lijst met benamingen uit 37 landen te vinden.
| |
@: apenstaartje of at [7]
Drs. Pim Heuvel - Utrecht
Hebben we een mooi woord voor het @-teken, is het weer niet goed. In tegenstelling tot wat de heer Welschen beweert, is de term apenstaartje voor velen helemaal geen oubollig cliché geworden, en volgens mij is het ook niet waar dat je steeds vaker het Engelse at ervoor in de plaats hoort. Integendeel, het komt mij voor dat apenstaartje terrein wint. Om de proef op de som te nemen, heb ik een aantal kennissen gebeld. Van de tien ondervraagden vonden er negen dat apenstaartje zo ingeburgerd is dat het geen zin heeft er een Engels woord voor in de plaats te kiezen.
Wat is dat toch voor neiging om Nederlandse woorden te min te vinden? Ik vind het fijn dat veel Nederlanders de term apenstaartje gebruiken, en dat velen van hen dit woord in hun hart gesloten hebben.
|
|