‘Dick, jij geen vrije schop geven’
Scheidsrechter Jol over de omgang met buitenlandse spelers
Jan Erik Grezel
Kon ik maar liplezen, denk ik weleens als ik tijdens een Europese voetbalwedstrijd op tv een scheidsrechter zie uitvaren tegen een speler. Wat zou die man nou brullen? Welke taal gebruikt hij? De Nederlandse scheidsrechter Dick Jol heeft heel wat internationale topwedstrijden gefloten, met als hoogtepunt de finale van de Champions League in mei dit jaar, tussen Bayern München en Valencia. Maar van het Haags kan hij zich in Nou Camp of San Siro niet bedienen. Hoe praat hij met spelers uit Mali of Oezbekistan? Jol: ‘De gebaren en signalen zijn internationaal, zoals voor “inworp” of “Ik geef voordeel”. Ik maak dus veel gebruik van lichaamstaal. Verder spreek ik Engels en Duits. In Nederland gebruik ik dat alleen tegen buitenlandse spelers die hier pas zijn. Als ze hier al enige tijd wonen, moeten ze mijn Nederlands maar kunnen begrijpen.’
Wat zegt een scheidsrechter precies?
‘Het zijn natuurlijk vooral wedstrijdzaken: duw in de rug, shirtje trekken, strafschop - die woorden kennen ze allemaal. Maar je hebt weleens wat meer nodig om een speler terug te krijgen in het rechte spoor of uit een moeilijke situatie te halen, waarin hij wordt geprovoceerd. Dan roep ik hem even bij me. In mijn emotie spreek ik als scheidsrechter ook weleens mijn eigen taal in een internationale wedstrijd. Dan roep ik: “Sodemieter op.” Als ik vlak bij zo'n gozer sta, schrikt die zich het apezuur. Hij verstaat het niet maar begrijpt het donders goed.’
Dick Jol: ‘Meestal begrijp ik uit de toon en de lichaamstaal wat iemand zegt.’
Foto: ANP
Wat doet u als een buitenlandse speler iets in zijn eigen taal tegen u roept en u voelt wel aan dat het geen compliment is?
‘Meestal begrijp ik uit de toon en de lichaamstaal wat iemand zegt. Als het iets smerigs is, zie ik het wel aan de gelaatsuitdrukking. Dan pak ik een speler wel aan: ik vermaan hem flink, waaruit blijkt dat ik er niet van gediend ben - en als het erg agressief in mijn richting is, dan krijgt hij toch een waarschuwing of een gele kaart.’
Ik kan me voorstellen dat spelers die vroeger in Nederland gevoetbald hebben, in het voordeel zijn als ze met u tijdens een internationale wedstrijd Nederlands kunnen spreken.
‘Ik heb vorig jaar de WK-finale voor clubs gefloten in Brazilië, dat was Vasco da Gama tegen Corinthians, met aan de ene kant Romario, en aan de andere kant Vampeta - twee spelers die allebei voor PSV zijn uitgekomen. Alle twee probeerden ze me te bespelen. In het begin was het allemaal vriendelijk, maar naarmate de wedstrijd vorderde, werd het anders. Toen ik een vrije schop gaf aan Corinthians, kwam Romario naar mij toe: “Dick, jij geen vrije schop hier geven.” En ik zei: “Ben jij niet een beetje moe?” Romario zei vroeger altijd: “Ik ben een beetje moe.” In de tweede helft gaf ik een vrije schop aan Vasco da Gama en toen begon Vampeta een beetje te zeuren: “Dat is geen vrije schop, jij niet goed gezien.” Waarop ik zei: “Hoe is 't met de hond?” Hij vroeg: “Welke hond?” Ik zei: “O, ik dacht dat je een hond had.” Dat is zo'n conversatie waarmee je even het ijs breekt.’
Denkt u dat het voetbal in Nederland door de internationalisering sterk verandert, vooral de communicatie op het veld?
‘Ik zie veel Nederlandse voetballers die zich aanpassen, ze gaan Engels praten. Dat is dan in het teambelang. Maar ik juich het toe dat spelers verplicht wordt Nederlands te leren, zoals bij Vitesse en Ajax. Ik denk dat PSV daar ook wel naartoe zal gaan.’
Wordt er in de scheidsrechtersopleiding aandacht besteed aan die internationalisering en de communicatie in meer talen op de Nederlandse velden?
‘We hebben mediatraining en mentaliteits- en stress-training, daar zit ook een stukje communicatie bij. In de eerste plaats wordt aandacht besteed aan de techniek van het kort en duidelijk antwoord geven. Je moet er geen verhaal van maken. “Weg, spelen.” Wat je verder leert, is bijvoorbeeld dat er in de ene cultuur een gebaar is voor “slim” terwijl datzelfde gebaar in de andere cultuur “je bent niet goed wijs” betekent. Ik was vorige week in Bulgarije en daar maken ze voor “nee” een gebaar dat bij ons op “ja” kan duiden. Dus ze knikken “ja” maar bedoelen “nee”, althans in mijn ogen. Zulke dingen kunnen makkelijk tot misverstanden leiden.’