| |
| |
| |
[Nummer 7/8]
| |
| |
| |
Veeltalig voetbal
Spraakverwarring onder topvoetballers?
Jan Erik Grezel
Terwijl half Nederland met vakantie is, heerst er drukte op de transfermarkt. Inmiddels is de Deense voetballer Allan Bak Jensen aangekocht door SC Heerenveen, en de Japanner Shinji Ono wordt de nieuwe aanvallende middenvelder van Feyenoord. Betekent dit ook dat Bak Jensen en Ono Nederlands moeten leren? En hoe zal dat in de praktijk gaan? Hebben ze eigenlijk niet genoeg aan Engels? Of bestaat er een andere voetballingua franca? Jan Erik Grezel maakte een rondje langs de velden en sprak met onder anderen Ajax-trainer Adriaanse, de spelers Arveladze (Ajax) en Zeman (Vitesse), en scheidsrechter Jol over de talige gevolgen van de internationalisering van het topvoetbal.
‘Komt-ieieieieieie...’ De voorzet van de hulptrainer zeilt vanaf de hoekvlag met een mooie curve het strafschopgebied in. ‘En afmakeeee...!’ Via de voet van Shota Arveladze verdwijnt de bal snoeihard in de kruising. Op een oefenveldje in de schaduw van de imposante Arena knallen en koppen vier voorhoedespelers van de Ajax-selectie de ballen in een rap trainingstempo tegen de touwen. Er staan wat vaders met zoontjes langs het hek naar hun helden op het veld te gapen. Vier spelers, vier nationaliteiten, één voertaal: Nederlands met een vleugje Amsterdams, doorspekt met voetbaltermen. Nederlands móét, vindt trainer Co Adriaanse, en het vakantie-publiek hier is het met hem eens. ‘Hoe moet anders een Keniaan met een Tsjech communiceren?’
| |
Handdoekje! handdoekje!
Een van de eerste buitenlandse voetballers in Nederland was de Zuid-Afrikaan Steve Mokone, bijgenaamd De Zwarte Meteoor. Eind jaren vijftig speelde hij twee seizoenen voor de Almelose club Heracles, en maakte daar een onuitwisbare indruk. ‘In die jaren zag je nooit een neger,’ aldus toenmalig elftalgenoot Isie Greving in Voetbal International, ‘en nu hadden we er plotseling een in de ploeg. Je moet je voorstellen dat dat toentertijd, en zeker in Almelo, een hele vreemde gewaarwording was. Je hoort weleens wat over discriminatie, maar daar was geen sprake van. Je wist nog niet eens wat dat was!’
Het viel de Almeloërs niet mee om te communiceren met Mokone, die door Heracles was weggehaald bij Coventry City. Niemand van de spelers was de Engelse taal machtig en Mokone sprak geen Nederlands. Dat leverde soms hilarische taferelen op, zowel op het veld als daarbuiten. Greving: ‘Ik weet nog goed dat wij een hele belangrijke wedstrijd hadden gewonnen. Na afloop kwam het bestuur ons in de kleedkamer feliciteren. Zelfs de vrouwen van de bestuursleden kwamen mee. We kregen allemaal een hand en de complimenten. Steve stond ook in de rij om handen te schudden, maar tot onze grote schrik zagen we dat hij in z'n blote kont stond. Wij riepen nog naar hem: “Steve, handdoekje! Handdoekje!”, maar dat begreep hij niet. Hij bleef gewoon in z'n blootje handen staan schudden.’
Eind vorig jaar ging er een film over Mokone in première: De Zwarte Meteoor, regie Guido Pieters, gebaseerd op het gelijknamige boek van Studio Sport-journalist Tom Egbers.
| |
Zenuwachtig
‘Ja, we zijn hier in Nederland’, zegt trainer Adriaanse even later in de catacomben van de Arena. ‘Ajax is een echte volksclub. Bij grote bedrijven als Philips of Shell is het tegenwoordig gebruikelijk om op de werkvloer Engels te spreken, maar dat past niet bij Ajax.’ Ajax is wel multinationaal maar geen ‘multinational’. De hele staf van Ajax is Nederlands, en ook de supporters. Daarom verplicht Adriaanse de buitenlandse spelers lessen Nederlands te volgen. Maar dat gaat niet van harte. ‘De lessen zijn meestal voor of na de training. In het ene geval betekent dat voor de spelers vroeger opstaan, in het andere geval moeten ze na een pittige training waar ze goed moe van worden, ook nog in de schoolbanken.’ De lesgangers worden ook gepest door de Nederlanders en de buitenlandse spelers die al goed Nederlands spreken. Adriaanse: ‘Dan zeggen ze bij het eten: “Hé, moet jij niet naar de les?” of: “Trainer, heeft hij die les die hij vorige week gemist heeft, al ingehaald?”’ Het valt de trainer ook op hoe zenuwachtig de spelers zijn als ze een test moeten doen. ‘Heel wat nerveuzer dan wanneer ze zich moeten bewijzen in een stadion met zestigduizend man. Voor de test lopen ze te ijsberen door de gang en woordjes te leren.’
| |
| |
En als ze verzuimen, dreigt u met een plaats op de tribune?
‘Ik geef ze op hun donder. Maar ze niet opstellen als straf voor spijbelen gaat me te ver. Dan benadeel ik de club te veel. Een geldboete geef ik wel, en dan gaat het niet om vijftig of honderd gulden, hoor. Toch is dat bijna nooit nodig. Ze gaan wel.’
Kunt u ze anders motiveren dan met sancties zoals boetes?
‘Laatst heb ik ze het voorbeeld van Máxima voorgehouden. “Die heeft hier een nieuwe baan gekregen,” heb ik gezegd, “ze is hier nog maar een paar maanden en spreekt al beter Nederlands dan jullie.” “Ja, maar zij wordt koningin”, riepen ze. “En jullie moeten koning worden,” zei ik, “koningsschutter van de Arena.”’
| |
Taaltrainer
De spelers werpen weleens tegen dat ze de taal niet hoeven te spreken om doelpunten te maken, maar dat is volgens Adriaanse een bekrompen visie. Ook buiten het veld moeten ze goed in de groep meedraaien, zoals bij gesprekken in de kleedkamer of met de staf.
Er zijn natuurlijk grote niveauverschillen in de beheersing van het Nederlands. ‘De Scandinaviërs pikken het snel op. De Noor Bergdølmo verstaat heel veel. Die is er ook echt in geïnteresseerd, hij verdiept zich in het Nederlands. De meeste Afrikanen hebben problemen, maar Yakubu uit Ghana doet het daarentegen opvallend goed. Hij zit hier in een gastgezin van een behoorlijk niveau waar ze voortdurend Nederlands met hem spreken. Zo'n gastgezin is overigens geen garantie. Onze Nigeriaanse spits Ikedia heeft ook in een gastgezin gezeten, maar z'n Nederlands is dramatisch. Het succes hangt naar mijn idee samen met intelligentie en de mate waarin je ervoor openstaat.’
Wat doen ze in de Nederlandse les? Is het vooral voetbalterminologie?
Illustratie: Frank Dam
‘We hebben een taaltrainer die gespecialiseerd is in dit soort werk. Ik heb hem meegenomen van mijn vorige club, Willem II. Er zijn themalessen, bijvoorbeeld over Sinterklaas en Nederlands eten - ze weten allemaal wat erwtensoep is. En in december maken ze kerstkaartjes in het Nederlands. Er is uiteraard veel aandacht voor typische voetbalwoorden. Ik ben zelf zeer geïnteresseerd in voetbaltaal. Ik heb een lijst met 2600 uitdrukkingen en termen verzameld die met voetballen te maken hebben. Dat is waarschijnlijk de uitgebreidste lijst op dit gebied. De buitenlandse spelers moeten die woorden en termen vertalen in hun eigen taal en allemaal leren.’
Co Adriaanse: ‘Op de training is het altijd Nederlands. Als ze het niet begrijpen, leg ik het nog wel een keer uit.’
Foto: ANP
‘De Scandinaviërs pikken het snel op. De Noor Bergdølmo verstaat heel veel. Die is er ook echt in geïnteresseerd, hij verdiept zich in het Nederlands.’
Merkt u dat spelers door de lessen met sprongen vooruitgaan?
‘Shota Arveladze heeft net voor het eerst in het Nederlands een interview bij Studio Sport gegeven. En Nikos Machlas, die vorig jaar - toen ik hier nog geen trainer was - niet op de les kwam, maar dit jaar verplicht is die te volgen, is behoorlijk vooruitgegaan. Wamberto, de Braziliaan, heeft veel moeite met het Nederlands, terwijl zijn zoontjes het heel goed spreken. Die spelen bij ons bij de jeugd.’
| |
Geen risico
Spreekt u, ondanks dat onbegrip bij sommigen, altijd Nederlands met de spelers?
‘Ja, daar ben ik heel consequent in. Anders leren ze het nooit. Ik spreek goed Engels, Frans en Duits, dus het zou voor mij niet moeilijk zijn op die talen terug te vallen, maar dat doe ik niet. Ik maak daar alleen een uitzondering op bij stresssituaties tijdens een wedstrijd. Dan kan ik geen risico nemen. Wat heb ik eraan als ik vanaf de zijlijn tegen een Nigeriaan zeg: “Rechts dekken!” en hij draaft meteen naar links? Maar op de training is het altijd Nederlands. Als ze het niet begrijpen, leg ik het nog wel een keer uit.’
| |
| |
Shota Arveladze: ‘Als ik het niet begrijp, so what? I don't care.’
Foto: ANP
Ze zijn vast ook weleens Oost-Indisch doof?
‘Het komt ze weleens goed van pas om iets niet te verstaan. Als ik roep “Voluit sprinten”, dan halen ze misschien hun schouders op: “Wat is voluit?” Honderd procent snappen ze wél.’
In Nederland heb je altijd een Nederlandse scheidsrechter. Dat is ook lastig als je als speler geen Nederlands spreekt.
‘Een speler hoeft niet met de scheidsrechter te communiceren. Dat doet de aanvoerder. Maar bij internationale wedstrijden laat ik de keuze van de aanvoerder weleens afhangen van de nationaliteit van de arbiter. Voor de ploeg is het noodzakelijk dat de aanvoerder goed Nederlands spreekt; hij moet overleggen met het team, de medische staf, de teammanager, het bestuur en met mij. Als aanvoerder moet je goed je woordje kunnen doen. Op dit moment is Galásek aanvoerder, en dat is een Tsjech!’
| |
‘Hé scheids!’
De Georgiër Shota Arveladze, sinds vier jaar spits van Ajax, blinkt niet uit in het spreken van het Nederlands. Met z'n privé-mengelmoesje van Nederlands en Engels hangt hij de pias uit, en die rol past goed bij hem. Arveladze heeft wel een verklaring voor z'n falen op het vlak van de taal. Als hij z'n best doet Nederlands te spreken, begint iedereen Engels tegen hem te praten, behalve coach Adriaanse. Toen hij in Turkije speelde, móést hij wel Turks leren. ‘Iedereen spreekt Turks daar: trainer, spelers, supporters. Ik heb goed Turks geleerd.’
Nederlandse standaardfrasen komen wel soepel uit z'n mond: ‘Ik ga naar huis, ik ben moe.’
Als je tegen een scheidsrechter praat, dan is het toch makkelijk als je Nederlands kent?
‘Ik zeg: “Hé scheids! Kom op joh, is foul. Rot op man.” Meer is niet nodig.’
Je kent de meeste voetbaltermen in het Nederlands wel.
‘Ja, zoals kom op, afmaken, willen winnen, niet scherp, beetje naar achteren. Als je dat na vier jaar nog niet begrijpt, moet je wel erg dom zijn.’
Maken andere spelers weleens grappen in het Nederlands over jou die je niet begrijpt?
‘Als ik het niet begrijp, so what? I don't care.’
Wat leer je op de Nederlandse les?
‘We praten over het voetbal, over de laatste wedstrijd. Of de docent vraagt: “Waarom speel je niet? Wat is er mis? Hoe gaat het met de blessure?” Maar we praten ook over bijvoorbeeld familie of de vakantie: “Waar ga je heen?” We spreken alleen maar Nederlands in de les.’
Moet je ook huiswerk maken?
‘Ja, tv kijken, vooral naar Studio Sport.’
Een speler als Wamberto spreekt geen Engels. Hoe communiceer je met hem?
‘Een mix van Nederlands, Engels, Spaans en handen en voeten. Dat begrijpt hij wel.’
Kun je het Nederlands goed lezen, bijvoorbeeld sportverslagen in de krant?
‘Ik lees wat er over mij wordt geschreven. Soms heb ik hulp nodig. Dan vraag ik iemand die naast me zit.’
Weet je wat een ‘steekballetje’ is? ‘Jagen’? ‘Inschuiven’?
‘Insjchoive? Ja, “to come close”. Ach, voor mij is het belangrijker de beste speler te zijn dan Nederlands te spreken.’
| |
Op de training bij Ajax
Trainer Co Adriaanse: ‘Mooie pass, Wamberto!’
De Braziliaanse speler Wamberto steekt zijn beide duimen omhoog.
Adriaanse: ‘Even zakken, Wamberto!’
Wamberto steekt zijn beide duimen omhoog.
Adriaanse: ‘Je huis staat in de fik, Wamberto!’
Wamberto steekt zijn beide duimen omhoog.
| |
Beleefd
‘Ik heb eigenlijk helemaal geen verstand van voetbal’, zegt Nel Kluitenberg, een dame op leeftijd die belast is met de taaltraining van de buitenlandse spelers van Vitesse. ‘Ik kan de wedstrijd niet analyseren, daar is de trainer voor. Maar ik ga, als ze thuis spelen, wel altijd kijken. En dan kan ik aan het begin van de les zeggen: ‘Jongen, wat heb je een mooi doelpunt gemaakt.’ Of: ‘Ben je de avond voor de wedstrijd laat
“Voor mij is het belangrijker de beste speler te zijn dan Nederlands te spreken.”
naar bed gegaan? Je kwam niet hard vooruit!’ Toen ze haar voor het baantje vroegen, aarzelde ze. Voetballers waren in haar ogen ruwe, harde kerels. ‘Maar deze knapen zijn uiterst beleefd. “En zondag winnen, hè?”, zeg ik aan het eind van de les. Zegt Diarra uit Mali: “Ik doe mijn best, mevrouw.”’
Net als bij Ajax heerst bij Vitesse een strenge taalpolitiek. Er wordt alleen maar Nederlands gesproken tijdens de training, in het veld, in de kleedkamer en op de kneedbank bij de fysiotherapeut. En wie de les verzuimt, loopt kans niet opgesteld te worden. Maar er zijn voetballers die geen stok achter de deur nodig
| |
| |
hebben. ‘Mbamba, uit Kameroen, komt uit zichzelf als hij een les gemist heeft. En de Roemeen Nanu is een heel harde werker. Dat zie je in het veld, maar ook in de klas. Die man is zeer gemotiveerd.’
| |
Publiekslieveling
‘De beste leermeester is de praktijk. Ik stimuleer ze zo veel mogelijk Nederlands te spreken buiten de les. Wat ik ze in de les aanbied, helpt ze daarbij.’ Kluitenberg gebruikt als lesmateriaal De Delftse methode, een bekende taalmethode om snel Nederlands te leren spreken en verstaan. De teksten in het boek die de cursisten goed moeten leren en beluisteren, handelen over alledaagse zaken. ‘Alle onderwerpen die voor de jongens belangrijk zijn, worden in De Delftse methode opgepakt: naar de politie gaan om je visum in orde te maken, een bezoek aan de dokter, de verzekering regelen en ook het huren of het kopen van een huis.’ Met het bijbehorende oefenboek traint ze haar ‘knapen’ in snelle dialoogjes, de flitsende een-tweetjes van de spreektaal. Daarnaast gebruikt ze de clubbladen en veel krantenknipsels, die vaak over voetbal gaan. ‘Ik spreek met de spelers beslist niet altijd over voetbal. Vitesse heeft nu op een schlemielige manier Europees voetbal gemist, daar worden de spelers al genoeg over doorgezaagd. Dus dat roer ik niet meer aan. Maar als ze hebben geschitterd, ga ik daar wél op in. Laatst kwam de Kameroener Kalle Sone van het tweede elftal met een enorme foto van hem uit de krant, met als onderschrift: “de Publiekslieveling”. Hij scoorde in de wedstrijd vijf doelpunten en maakte een salto achterover. Dat is natuurlijk leuke lesstof.’
Marian Zeman: ‘Ik voel me veel beter als ik in een land de taal van de mensen spreek.’
Foto: WB (John Voermans)
Gebrekkige kennis van het Nederlands kan ook bij topvoetballers tot kleine rampen leiden. ‘Toen een Joegoslavische speler die wegging bij Vitesse z'n huis verkocht aan Diarra, werd de koop via de telefoon gesloten, in het Nederlands. Achteraf bleek dat de jongens elkaar totaal verkeerd begrepen hadden over de uiteindelijke verkoopprijs.’
| |
Trainers staan op Nederlands
Ajax-trainer Co Adriaanse is niet de enige oefenmeester in het betaalde voetbal die wil dat er in zijn selectie Nederlands wordt gesproken. Zo gaf (inmiddels ex-)AZ-trainer Gerard van der Lem om talige redenen de voorkeur aan Nederlanders toen hij zich aan het begin van het afgelopen seizoen op de spelersmarkt begaf. En Frans Thijssen wees dit jaar, als coach van Fortuna Sittard, de Braziliaanse aanvaller Somalia af omdat die alleen Portugees sprak.
Gaat een elftal dan beter voetballen als alle spelers het Nederlands beheersen? Ja, meent NAC-trainer Henk ten Cate. Rond de jaarwisseling blikte hij in Voetbal International terug op de eerste seizoenshelft van zijn club: ‘Er zijn nog wat communicatieproblemen in de achterhoede. Doelman Babos en rechtsback Féher zijn de Nederlandse taal, die voor hen zeer moeilijk onder de knie te krijgen is, niet machtig. Als ze die straks wel spreken, zal dat de prestaties alleen maar ten goede komen.’ Ook voor Vitesse-trainer Ronald Koeman staat het buiten kijf dat er een verband is: ‘Ik ben erg fel op de taal, omdat het problemen geeft als een speler in het veld niet duidelijk kan maken wat hij wil’, verklaarde hij in Metro. Daarom verplicht hij zijn buitenlandse spelers lessen Nederlands te volgen. Vitesse-middenvelder Mahamadou Diarra, afkomstig uit Mali, nam een loopje met die lessen en werd door de trainer tot de orde geroepen. Het was óf Nederlands leren óf zijn plek bij de selectie verliezen. De Afrikaan koos voor het eerste.
Foppe de Haan, trainer van Heerenveen, bedacht iets anders om zijn spelers naar de cursus Nederlands te krijgen. Hij liet de spelersvrouwen en -vriendinnen meekomen naar het stadion als er les werd gegeven. Vrouwen zijn fanatieker, legde De Haan uit aan het Utrechts Nieuwsblad, en ze hebben de taal in hun nieuwe woonomgeving misschien nog wel harder nodig om overeind te blijven.
Het lijkt er dus op dat de coaches Nederlands leren allemaal even belangrijk vinden. Maar dat is niet helemaal waar. PSV-trainer Erik Gerets verklaarde vorig jaar augustus, nadat zijn ploeg de Johan Cruijff-schaal in de wacht had gesleept: ‘Het maakt mij niet uit wat hij spreekt, al is het Chinees, zolang hij maar scoort.’ Gerets had het over zijn nieuwe aanwinst, de van Partizan Belgrado overgenomen Joegoslavische spits Mateja Kezman, die zojuist zijn officiële debuut voor PSV had gemaakt. Zijn Nederlands schijnt nog steeds niet geweldig te zijn, maar hij werd het afgelopen seizoen wél topscorer van Nederland.
| |
Ja of jij?
Vitesse-verdediger Marian Zeman uit Slowakije is met voorsprong het meest veeltalige talent van de Nederlandse velden: hij beheerst het Nederlands erg goed en spreekt naast zijn Slowaakse moedertaal ook (vloeiend) Duits, Engels, Tsjechisch, Turks en Russisch. Een kwestie van intelligentie? Zeman: ‘Nee, intelligentie bepaalt misschien de snelheid waarmee je leert. Het belangrijkste is de motivatie. Je moet het
| |
| |
echt wíllen. In het begin heb ik gezegd dat iedereen Nederlands tegen mij moest spreken. Als iemand in het Duits begon, zei ik: “Ik begrijp je niet.” In Nederland kom je in weinig situaties terecht waarin je Nederlands móét praten. Ik voel me veel beter als ik in een land de taal van de mensen spreek. De mensen zijn dan veel opener en je hebt sneller contact. Misschien heb ik die houding doordat ik uit een klein land kom. Wij passen ons snel aan.’
‘Ik heb ook in Turkije gespeeld. De eerste paar weken dacht ik: dat Turks leer ik nooit. Maar in Turkije ben je aangewezen op het Turks. En je moet overal zelf achteraan. De mensen daar spreken geen Engels of Duits. Dus ik moest wel.’
‘De gewone voetbaltermen leer je heel snel, want die hoor je dagelijks op de training. Maar in de voetballerij heb je ook moeilijke Nederlandse termen die niet te vertalen zijn. Ik zou niet weten wat doordekken in het Slowaaks is.’
Hij kan meepraten over misverstanden in het veld en op de training. ‘In het begin was ik weleens in de war met ik en jij. Dat zijn woorden die we vaak roepen in de verdediging. In mijn taal is het woordje voor “ik” zoiets als “ja”. Dus als iemand “jij” riep, dacht ik dat hij “ik” bedoelde - met andere woorden: de bal zou voor hem zijn, maar hij bedoelde dat de bal voor mij was. Dat is een kwestie van wennen. Je moet bij voetbal heel snel reageren. Vertalen is niet mogelijk, je moet in de vreemde taal denken en aanwijzingen geven. Anders ben je te laat.’
| |
Doordekken
‘Ik kan me een voorval herinneren van een paar jaar geleden: we moesten de bal op de borst opvangen en met de wreef terugspelen. Een Afrikaanse speler wist echt niet wat “wreef” was, maar deed net alsof hij het wel begreep. Toen vroeg de trainer: “Wat is je wreef?”, waarop de speler op zijn bovenbeen sloeg.’
Zeman vindt het Nederlands beslist niet gemakkelijk. ‘De gewone voetbaltermen leer je heel snel, want die hoor je dagelijks op de training. Maar in de voetballerij heb je ook moeilijke Nederlandse termen die niet te vertalen zijn. Ik zou niet weten wat doordekken in het Slowaaks is.’
Heeft een gebrekkige kennis van het Nederlands naar jouw idee ook invloed op het spel?
‘Nee, zo'n directe relatie zie ik niet. Het ligt aan de persoon in kwestie. Als iemand niet goed in z'n vel zit, presteert hij minder. De taal is een van de vele factoren die kunnen bepalen hoe je je voelt. Bij Vitesse doen zich nu bijna geen echte taalproblemen meer voor. Ook Nanu, de Roemeen, die het in het begin heel moeilijk had, verstaat alles.’
‘Soms maken spelers nog gekke taalfouten. We hadden gisteren een partijtje tijdens de training: vijf buitenlanders tegen vijf Nederlanders. Diarra wilde dat we in driehoekjes gingen spelen, maar hij zegt altijd “driehoedjes”. Hij heeft moeite met de uitspraak. “Dat is mijn plas”, zegt hij. Hij bedoelt: “Dat is mijn plaats.” Als je hem verbetert, wordt hij kwaad. “Wat maakt het uit, jullie begrijpen toch wat ik bedoel?”’
Heb je nog een advies voor rekruten uit het buitenland die bij Vitesse komen spelen?
‘Praat niet alleen op de training Nederlands maar ook daarbuiten. En probeer elke dag een halfuurtje zelf te leren. Dan gaat het echt vanzelf.’
‘Laatst kwam ik Shota Arveladze tegen; ik ken hem nog uit Turkije, omdat we daar allebei in dezelfde periode gespeeld hebben. Ik sprak hem aan in het Nederlands, maar hij schakelde automatisch op het Engels over. Ja, dan leer je het nooit.’
| |
‘Un paloma no hace verano’
Behalve het Nederlands heeft Johan Cruijff ook het Spaans verrijkt met opmerkelijke nieuwe uitdrukkingen. Dat gebeurde toen hij als speler en later als trainer was verbonden aan FC Barcelona. Volgens Edwin Winkels, een Nederlandse journalist die in dienst van de krant El Periódico de Catalaanse voetbalclub dagelijks op de voet volgt, dateert de meest gevleugelde van een aantal jaren geleden, toen Barcelona zojuist een belangrijke overwinning had behaald. Cruijff waarschuwde toen: ‘Un paloma no hace verano’, letterlijk: ‘Een duif maakt geen zomer.’ Het probleem was niet dat hij niet ‘una paloma’ zei (duif is vrouwelijk), maar dat ook in de Spaanse versie van dit spreekwoord de hoofdrol is weggelegd voor de zwaluw: ‘Una golondrina no hace verano.’
| |
‘No balón hospital’
Toen Louis van Gaal in 1997 begon als trainer van Barcelona, beloofde hij binnen drie maanden zijn persconferenties in het Spaans te zullen geven. Maar daar kwam niet zo veel van terecht. ‘Ik praat Spaans met mijn spelers, dat is voldoende. De pers heeft toch andere belangen dan ik, dus hoef ik daar niet mee te communiceren’, citeerde Edwin Winkels Van Gaal in het tijdschrift Hard gras.
Maar volgens Winkels verliep in die tijd ook Van Gaals communicatie met zijn spelers niet altijd zonder problemen. Tijdens een trainingspartijtje passt Ferrer de bal nogal zacht naar een medespeler, zodat een tegenstander nog een ultieme poging kan wagen de bal met een sliding te veroveren - een poging die zo vervaarlijk is dat de aangespeelde zijn voet voor alle zekerheid maar terugtrekt. In het Nederlands heet zo'n pass een ‘ziekenhuisbal’. Van Gaal legt de training stil en voegt Ferrer toe: ‘No balón hospital!’ Ferrer kijkt naar het ziekenhuis dat vijfhonderd meter van het trainingsveld ligt, en hij begrijpt er niet veel van: zijn pass was toch juist te zácht?
Kaderteksten: Kees van der Zwan
|
|