Hoe zacht is saft?
P.C. Paardekooper - emeritus hoogleraar Nederlandse Taalkunde, Leiden
De Nachtwacht heeft Rembrandt horen praten, maar hoe dicht je je oor ook tegen het doek legt, nooit zul je z'n stem nog kunnen horen, hoe zacht ook. Maar toch zijn er middelen om ongeveer te weten te komen hoe het Amsterdams van zijn dagen klonk. Rembrandt was een volksjongen en zal evenmin als Karel Appel erg z'n best gedaan hebben om te praten zoals een dominee vanaf de kansel. Hij praatte hoogstens Beschaafd Amsterdams, en dus zei die ‘saft’ en ‘saggies’. Het laatste is nog altijd dialectisch heel bekend, maar saft is bij mijn weten in de hoofdstad helemaal verdwenen. Het was overigens ook buiten Amsterdam de normale Hollandse vorm, en vooral in Noord-Hollandse dialecten is het nog springlevend.
En toch. De Statenbijbel zei zacht, de dominee zei het in z'n preken en de schoolmeester leerde het aan de kinderen: ‘Eigenlijk moet je zacht zeggen.’ Stukje bij beetje ging saft achteruit in Amsterdam, en ten slotte verdween het.
Maar toen Van Riebeeck met z'n mensen in 1651 naar de Tafelberg voer om daar een Tuinderij met een hoofdletter te stichten voor scheurbuikige bemanningen van Oostinjevaarders, nam-ie zowel het halfbeschaafde saft mee als het toen aanstellerige zacht. En in zonnig Zuid-Afrika bleven ze naast mekaar bestaan, maar mét de waarderingsverschillen. Het Afrikaans kent ze nog allebei, en het is dat verschil nog niet vergeten: sag is de Algemeen Beschaafde vorm; saf is minder algemeen en wordt meestal in ongunstige zin gebruikt, en betekent hier en daar zelfs ‘dronken’. Dat doet een beetje denken aan ons een halve zachte.
Saggies heeft het Afrikaans even goed bewaard als het Amsterdams; zachtjes bestaat er niet, dat is Hooghollands. Maar er is nóg een Afrikaanse vorm, namelijk sagkens. Dat is ietwat verouderd en betekent onder meer ‘liefderijk’. Ook in het Nederlands is het lang blijven bestaan: Multatuli gebruikte het nog. Maar iets anders is: hoe is dat Brabantse woord sagkens in Amsterdam beland? Er zijn twee mogelijkheden. De Statenbijbel is het resultaat geweest van samenwerking tussen Hollanders en Vlamingen, Brabanders en Friezen, en zo hoorde het ook. Het was een boek voor álle Nederlandse provincies. En daarom zitten er ook Brabantse en Vlaamse vormen in (zoals in het ABN). ‘Kinderkens, bemint elkander’ kun je niet direct zuiver Hollands noemen. Ook zachtkens is Statenbijbels. Hebben Van Riebeeck z'n mensen dat bijbelse woord overgenomen, en waren zij vromer als de Hollanders die thuisgebleven waren?
Dat is onwaarschijnlijk. We gaan dus naar de tweede verklaring. In de beginjaren van de zeventiende eeuw was elke derde Amsterdammer een Antwerpenaar, dus een Brabander. Die Brabantse invloed op het Amsterdams is nog goed te horen aan de Amsterdamse donkere ao zoals in [daor] en [maoke]. Nergens anders in Holland is die ao bekend; het is van huis overal [deer] of [dèèr]. In het Afrikaans is die Amsterdamse ao zelfs beschaafd geworden, althans in veel streken. Zou sagkens dan ook niet aan dat Brabants ontleend zijn? Natuurlijk.
Tegen Saskia heeft Rembrandt dus gezegd dat-ie ‘safte kwasten’ moest hebben, maar misschien zei die tegen z'n rijke opdrachtgevers dat z'n doeken met een ‘sachte kwast’ geschilderd waren.
De auteur weet van het verschil tussen bijvoorbeeld als en dan, hij en die, enzovoort, maar stelt er prijs op zijn eigen keuze te maken.