Ooievaarskuitenvet en andere fopdrachten
Peter Burger
Kent u, vroeg ik in maart aan de lezers van mijn taalcolumn in het Algemeen Dagblad, voorbeelden van de onzinboodschappen waarmee nietsvermoedende slachtoffers, bijvoorbeeld op 1 april, van het kastje naar de muur worden gestuurd? ‘Fopdrachten’, noemden luisteraars van het radioprogramma NOS Taal deze practical jokes. Zelf herinnerde ik me het plintentrappetje en in naslagwerken vond ik onder meer de vierkantegaatjesboor, gestreepte verf, een ons tisterniet, droog water, muggenvet en de waterzaag. Maar er zijn er meer - veel meer.
Uit de reacties die ik ontving van AD-lezers is een lange lijst van fopdrachten samen te stellen. Een aantal lijkt in alle bedrijfstakken bekend te zijn: ooievaarskuitenvet en de map met zoekgeraakte stukken werden tientallen malen genoemd, en meer dan één briefschrijver had ooit lopen zoeken naar de glasmagneet, naar spijkervet, hamerstelenvet, het aardbeienladdertje, geruit garen of de schop met het voetje. Andere lijken alleen bekend te zijn binnen een branche of een enkel bedrijf: bakkers sturen hun jongste medewerker om de ovensleutel, in de marine zoeken groentjes naar een metertje waterlijn en bij een diergeneeskundig instituut liepen nieuwe laboranten alle laboratoria af op zoek naar het streptokokkenborsteltje.
Deze traditie is naar mijn weten voor het laatst geïnventariseerd in 1958. Sindsdien ligt het onderzoek naar het Koldernederlands stil. Daarom de volgende vragen: Kent u meer voorbeelden van dergelijke onzinboodschappen? Worden ze nog gebruikt op 1 april en om nieuwe werknemers te ontgroenen, of is dit een uitstervende vorm van folklore? U leest de resultaten later dit jaar in Onze Taal.