Telefoonbotje en weduwnaarspijn
Ewoud Sanders
Zijn er plekken waar je je als kind vaker bezeert dan als volwassene? Ja, het puntje van je elleboog. Althans, ik kan mij niet heugen dat ik pas nog mijn ‘tinteldoos’ heb geraakt, terwijl me dat als kind vaak is overkomen. Het is een pijn die je nooit vergeet: alsof er een stroomstoot door je onderarm trekt; een korte, hevige, tintelende pijn die je pink en de onderkant van je handpalm verdooft.
Het woord tinteldoos heb ik van mijn moeder. Mijn vrouw noemt dat plekje ‘elektriciteitsknobbel’. Maar er zijn meer woorden voor: telefoonbeentje, telefoonbotje, telegrambotje en weduwnaarsbotje. En in de Zaanstreek noemde men dit plekje aan het eind van de negentiende eeuw ‘jodenbeentje’.
Al die woorden doen vermoeden dat je een bótje in je elleboog raakt - en zo staat het bijvoorbeeld ook in de grote Van Dale - maar in feite gaat het om een zenuw: de nervus ulnaris of elleboogszenuw. Die ligt zo dicht aan de oppervlakte dat je hem gemakkelijk kunt bezeren of beknellen, wat nog weleens gebeurt bij mensen die in coma liggen. De typische pijn wordt ‘weduwnaarspijn’ genoemd, een woord dat in 1854 voor het eerst is opgetekend.
Waarom ‘weduwnaarspijn’? Wat heeft een weduwnaar met pijn in je elleboog te maken? Over die vraag hebben in het verleden twee geleerden zich gebogen. In 1879 kwam de Leidse hoogleraar P.J. Cosijn tot de conclusie dat weduwnaarspijn een ‘in scherts gevormde verbastering’ moest zijn van weeuwtepijn. Weeuwte is Middelnederlands voor ‘pijn’, en de oorspronkelijke betekenis was dus ‘pijn-pijn’.
Dat vond A. Beets, zoon van de beroemde Nicolaas Beets en redacteur van het Woordenboek der Nederlandsche Taal, nogal onwaarschijnlijk. Waarom zou nu juist pijn in je elleboog ‘pijn-pijn’ worden genoemd? Volgens hem lag het veel eenvoudiger. Het volkswoord weduwnaarspijn, schreef hij in 1890 in een tijdschrift, kent hetzelfde gewicht toe aan twee soorten pijn: de hevige maar korte pijn van een gestoten elleboog en de hevige maar korte rouw van een weduwnaar.
Om zijn gelijk aan te tonen nam Beets een paar grote, internationale spreekwoordenboeken door. Hij vond elf voorbeelden, uit onder meer Denemarken, Duitsland, Italië, Noorwegen, Spanje en Zweden. Het is een cynisch lijstje. Zo zeiden de Noren: ‘Een elleboogstoot en een weduwnaarstraan doen smart zolang ze duren, maar zijn gauw gedaan.’ De Denen: ‘Zijne vrouw te missen, dat is een elleboogstoot, maar zijn liefje te missen, dat is hellepijn.’ En een Spaans spreekwoord luidt: ‘Rouw van een echtgenoot en pijn aan den arm: smarten wel hevig maar duren niet lang.’
‘Eerlijksheidshalve’ zocht Beets ook naar voorbeelden waarin de pijn van een vrouw om het verlies van haar man wordt vergeleken met het stoten van je elleboog. Hij vond er slechts twee. Niet in de Germaanse talen, maar alleen in het Italiaans.
Elektriciteitsknobbel, jodenbeentje, telefoonbeentje, telefoonbotje, telegrambotje, tinteldoos, weduwnaarsbotje - kent u nog andere woorden voor dit plekje op de elleboog?
Mail naar sanders@nrc.nl of schrijf naar de redactie van Onze Taal: Raamweg 1a, 2596 HL Den Haag.