● Klassieke beginselen
In de ANS wordt de Nederlandse taal beschreven volgens de beproefde, tweeduizend jaar oude beginselen van de klassieke grammatica, waarop voor iedere taalkundige praktijk en theorie altijd weer een beroep wordt gedaan: de indeling in woordsoorten en zinsdelen. In dit vitale opzicht is de opzet van de eerste en de tweede uitgave gelijk gebleven.
Ook onveranderd is de indeling in vier hoofddelen. De eerste drie hoofddelen (‘Het woord’, ‘De constituent’ (over woordgroepen) en ‘De zin’) hebben geen principiële verandering ondergaan; ze bevatten uitvoerige, heldere en precieze uiteenzettingen van allerlei grammaticale kwesties, vol sprekende voorbeelden. Het vierde hoofddeel is wél veranderd, zowel in kwalitatief als kwantitatief opzicht. In de eerste uitgave heet dat gedeelte ‘Nevenschikking en samentrekking’ (100 bladzijden), in de tweede ‘Algemene verschijnselen’ (200 bladzijden). Onder ‘algemene verschijnselen’ moeten we hier verstaan: grammaticale feiten die, hoewel goed traceerbaar, niet gebonden zijn aan één woordsoort of één zinsdeel. Nevenschikking is een voorbeeld van zo'n algemeen verschijnsel (‘Jantje lacht en Jantje huilt’ of ‘Hij bestelde koffie en een slagroompunt’); een ander voorbeeld is de ‘negatie’. In de eerste uitgave werd dat verschijnsel niet afzonderlijk behandeld, maar verspreid over de hoofddelen, bijvoorbeeld bij de ‘bijwoordelijke bepaling van ontkenning’ (‘Mijn broer heeft dat niet gezegd’). In de nieuwe editie staan alle taalelementen die als negatie-element kunnen voorkomen bij elkaar onder het kopje ‘De negatie’. Te denken valt dan aan voorvoegsels (demaskeren, disfunctioneren, asociaal), voornaamwoorden (niemand, niets), bijwoorden (nergens, evenmin), voorzetsels (zonder, behalve) en ook woorden met een impliciete en zwakkere negatie (zelden, ternauwernood). Nieuw is de bespreking van de zogenoemde ‘negatief-polaire constructie’ (zeer populair in de zogenoemde
‘generatieve grammatica’), die je tegenkomt bij een werkwoord dat tot een al of niet impliciete ontkenning verplicht, zoals hoeven. (‘Hij hoeft te wachten’ is fout, ‘Hij hoeft niet te wachten’ niet.)