Welke jood heet Piet?
C. Kostelijk - Lelystad
O het kalenderblad van 3 maart 1994 van de Onze-Taalkalender werd het gezegde Er zijn meer honden die Fikkie heten behandeld. De auteur, Riemer Reinsma, brengt daarbij tevens de zijns inziens ‘meest raadselachtige’ variant Er zijn meer joden die Piet heten ter sprake. ‘Waarom juist joden?’, vraagt hij zich af. ‘En waarom heten ze dan niet Cohen? We zullen het wel nooit weten.’
Ik vermoed dat hij hier gedacht heeft aan de niet-joodse voornaam Piet. De verwijzing kan evenwel ook betrekking hebben op de achternaam Piet, die bij de volkstelling in mei 1947 zo'n vierhonderd keer voorkwam (bron: Nederlands repertorium van familienamen).
Kan men bewijzen dat deze naam joods of gedeeltelijk joods is (zoals bij familienamen als De Vries en Meijer), dan zou dit het probleem oplossen. Dat is mij niet gelukt. Bij onderzoek naar het abonneebestand van het Nieuw Israelietisch Weekblad bleek geen enkele Piet op dit blad geabonneerd te zijn. Een studiebegeleider van de Open Universiteit wees mij op de mogelijkheid dat het bewuste gezegde ironisch bedoeld is. Toen ik dit de bibliothecaris van de Portugees-Israëlietische Gemeente in Amsterdam voorlegde, leek hem dit zeer goed mogelijk. Hij heeft bij taalkundig geïnteresseerde geloofsgenoten hiernaar geïnformeerd, maar ook dit spoor liep dood. Mij is bij dit alles opgevallen dat men in joodse kringen ten zeerste verbaasd is over het bestaan van dit gezegde.
Is Er zijn meer joden die Piet heten in onze tijd tot scheurkalenderwijsheid gedegradeerd, alleen nog maar bekend bij samenstellers van spreekwoordenboeken?