noemen. Voor dit fenomeen heb ik de naam ‘oplopers’ verzonnen.
De volgende categorie is die volgens het patroon 1 × a, 2 × b, 3 × c. Daarvan heb ik voorbeelden gegeven in twee artikelen over het zogenoemde ‘volkomen woord’, in Onze Taal 12 van 1991 en 7/8 van 1992. De mooiste waren woorden als banaan, eenden, jennen, rennen en mennen. Dankzij speurwerk van de lezers W. Schoonhoven uit Utrecht en K. Leenders uit het Belgische Hasselt kon die verzameling uitgebreid worden met vondsten als acacia, doodop, inning, Kanaak, kassa's, massa's, papaja, rococo, sessie, summum en tataar, alsmede een hele reeks werkwoordsvormen, zoals aankan, creëer, deelde en bekeek. Er blijken in onze taal ongeveer tachtig oplopers van zes letters te zijn.
De eerstvolgende oploper telt vanzelfsprekend tien letters: 1 × a, 2 × b, 3 × c en 4 × d. En aan die formule voldoet het woord baarddraad. Natuurlijk vraag ik mij af of er nog meer van dergelijke woorden zijn. Het criterium voor mij is dat ze wel in Van Dale moeten staan.
Misschien bestaan er zelfs oplopers van een nog hogere categorie, die voldoen aan de formule 1 × a, 2 × b, 3 × c, 4 × d en 5 × e. Dan hebben we het al over woorden van vijftien letters. Ik ken daar geen voorbeelden van, maar ik sluit niet uit dat ze bestaan. Over zestrapsoplopers (21 letters) durf ik niet eens te dromen. Dit lijkt me een zeer lastige opgave, maar ik heb al vaker versteld gestaan van de vindingrijkheid van de lezers van Onze Taal.