● Regels
Dat debatten soms van een deplorabel niveau zijn, ligt aan de houding van de deelnemers en de opzet van het debat. Wil debatteren niet ontaarden in ordinair bekvechten, dan moet er aan twee voorwaarden voldaan worden. Ten eerste moet men persoon en argumenten scheiden. Je moet je kunnen inleven in willekeurig welk argument. Wie zich verweert met het bezwaar ‘Ik kan toch niet iets zeggen wat ik niet geloof?!’, onderschat misschien zijn eigen intelligentie en miskent in elk geval de crux van het debat.
De tweede voorwaarde is dat deelnemers een eerlijke kans krijgen om op elkaar te reageren. Om dit te bereiken heeft het traditionele debat bepaalde spelregels. Geen dwingend keurslijf, maar regels waarmee alle deelnemers (debaters en publiek) hun voordeel kunnen doen.
De eerste regel is dat er aan het debat een stelling ten grondslag moet liggen. Geen vaag onderwerp (‘de toekomst van onze infrastructuur’), maar een controversiële uitspraak (‘het Groene Hart mag worden volgebouwd’), waarbij voor- en tegenstanders in principe gelijke kansen hebben. Dat draagt bij aan een levendige, duidelijke en zinvolle discussie. Ten tweede zijn in het klassieke debat de voor- en tegenstanders duidelijk van elkaar gescheiden, waardoor de discussie niet snel verzandt in het grijze midden. In het speldebat wordt zelfs - uit educatieve overwegingen - bij loting bepaald welk standpunt men inneemt. Alleen de oppervlakkige beschouwer zal hieruit concluderen dat debatteren een toneelstukje is.
Naar goed gebruik geven partijen hun hoofdargumenten aan het begin van het debat. Cruciale argumenten die aan het slot als konijnen uit de hoge hoed komen, zijn uit den boze. Het inhoudelijke steekspel krijgt alle ruimte en het publiek kan voor- en tegenargumenten goed gescheiden houden.
Ten derde krijgen voor- en tegenstanders evenveel spreektijd en kun-