| |
| |
| |
[Nummer 5]
| |
| |
| |
Hoe bevorder ik mijn dialect tot Europees erkende streektaal?
Tien vragen over de streektaallobby
Peter Burger
Alle dialecten zijn gelijk, maar sommige zijn gelijker dan andere: het Nedersaksisch en het Limburgs zijn officieel erkende streektalen. ‘Alle twiederangsheid mut weg’, zei een Groningse CDA-senator in de Eerste Kamer. ‘Spraoke is gien dialect.’ Over streektaalpolitiek en de dans om de subsidiepot. En waarom het Katwijks nooit de status krijgt van het Stellingwerfs.
‘In ing eje sjproach drukt ziech oes 't sjterke, eje karakter van Limburg.’ Aldus de Kerkraadse variant van het persbericht dat Gedeputeerde Staten van Limburg lieten uitgaan op 14 februari 1997. Met de erkenning van het Limburgs behaalde de streektaallobby een nieuwe overwinning. Het Nedersaksisch was al voorgegaan: die verzameling van Noordoost-Nederlandse dialecten is ook al erkend als ‘regionale taal’ in de zin van het Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen.
Nederland telt nu in totaal drie erkende streektalen: het Nedersaksisch, het Limburgs en het Fries. Dat brengt het aantal sprekers van erkende streektalen op maximaal een dikke drie miljoen: 400.000 Friezen, 750.000 Limburgers en niet minder dan 1,5 à 2 miljoen Nedersaksers.
| |
1. Wat hebben Nederlandse streektalen te maken met Europese politiek?
In 1992 werd het Europees Handvest voor Regionale of Minderheidstalen opgesteld, dat tot op heden is ondertekend door zestien lidstaten van de Raad van Europa. Het doel ervan is de bescherming en bevordering van ‘kleinere’ talen als waarborg voor de culturele diversiteit in Europa.
De bepalingen uit dit Handvest treden echter pas in werking als vijf van de ondertekenaars het ratificeren. Tot nu toe hebben er slechts vier die stap gezet (Nederland, Finland, Hongarije en Noorwegen), maar waarschijnlijk zal Duitsland zich daar binnenkort bij aansluiten. Notoire dwarsliggers zijn het centralistische Frankrijk, dat niets voelt voor de erkenning van talen als Bretons en Baskisch, en het snel aangebrande Griekenland, dat het bestaan van zijn Slavische en Turkse minderheid liever ontkent.
In totaal worden er in lidstaten van de Raad van Europa een stuk of zestig talen gesproken die voor erkenning in aanmerking komen. Een van de kleinste is het Cornish, de taal van Cornwall, die tegen 1800 uitstierf maar nu weer duizend sprekers zou tellen. De grootste is het Nedersaksisch, dat behalve door anderhalf à twee miljoen Nederlanders wordt gesproken door tien miljoen Noord- | |
| |
Duitsers (het heet daar Niederdeutsch). Iets kleiner, maar politiek steviger verankerd, is het Catalaans: de Catalanen zetten hun zeven miljoen sprekers graag af tegen de vijf miljoen van een ‘meerderheidstaal’ als het Deens. Een regionale of minderheidstaal is dus niet per definitie een kleine taal.
•
Jammer voor Jules Deelder en Haagse Harry, maar in de strijd om het eurokeurmerk zullen zij het altijd verliezen van de Overijsselse Klazien uut Zalk.
•
| |
Het Bildts heeft pech
Niet heel Friesland is van oudsher Fries. Zo wonen er in de gemeente Het Bildt, ten noorden van Franeker, vijfduizend sprekers van het Bildts. Het Bildt is een Hollandse enclave, ontstaan in de zestiende eeuw toen inpolderaars uit Zuid-Holland na hun laatste Friese karwei bleven hangen in Friesland.
Bildts is Hollands met Friese invloeden - een kluitje voor taalkundigen en een dierbaar bezit voor de sprekers. Er bestaat een actieve dialectvereniging, er verschijnen boeken in het Bildts en op de basisschool wordt een paar uur per week Bildts gegeven. Gemeente en provincie subsidiëren de dialectcultuur van harte.
Even hartelijk is de steun die het Stellingwerfs, in de zuidoostelijke punt van Friesland, ontvangt. Schoolkinderen in Oost- en West-Stellingwerf krijgen een tot twee uur heemkunde per week, waarin ze bijvoorbeeld op videofilms kunnen zien hoe de kabouters Ulf, Olf en Alf in het Stellingwerfs protesteren tegen het kappen van hun kabouterbos.
Zowel Het Bildt als de beide Stellingwerven profiteren van de taalsituatie in Friesland: in de uren dat Friese basisschoolleerlingen Fries leren, mag in deze gemeenten het eigen dialect worden onderwezen. Sinds 1995 geniet het Stellingwerfs echter als Nedersaksisch dialect de bescherming van een officiële streektaal. Het Bildts kan die status wel vergeten, omdat het een paar honderd jaar geleden uit het Hollands is ontstaan. Nu zit het Bildts er in vergelijking met andere dialecten nog warmpjes bij, maar in de toekomst (zie vraag 6) zou dat verschil weleens geld kunnen gaan kosten.
| |
2. Het Europese Handvest beschermt ook minderheidstalen. Zijn die er ook in Nederland?
In Nederland zijn het Jiddisch en de zigeunertalen Roma en Sinti erkende minderheidstalen. Talen van recente immigranten, zoals het Turks, kunnen niet erkend worden, omdat het Handvest alleen de van oudsher voorkomende talen beschermt. Dan is er nog een politiek twijfelgeval: naar schatting 15.000 doof geboren Nederlanders, hun gezinsleden en hun hulpverleners communiceren in gebarentaal. Voor een grote groep doven is dit hun moedertaal. In maart 1996 hebben de staatssecretarissen van Welzijn en Onderwijs een Commissie Erkenning Gebarentaal ingesteld, die in mei een rapport uitbrengt. De erkenning moet gebarentaal‘sprekers’ meer rechten geven in het onderwijs en wellicht ook - net als Friestaligen - het recht op een tolk in de rechtszaal.
Misschien moeten die rechten echter buiten het Europese Handvest om worden toegekend. Gebarentaal is namelijk net als het Jiddisch en de zigeunertalen een taal zonder territorium. En zulke talen komen - anders dan streektalen - niet in aanmerking voor faciliteiten als gerechtstolken. Bij de behandeling van het Handvest in de Tweede Kamer heeft staatssecretaris Kohnstamm van Binnenlandse Zaken zelfs gezegd dat gebarentaal als ‘functionele taal’ helemaal niet onder het Handvest valt. Dat is in ieder geval taalkundig gesproken onzin: het is een uitgemaakte zaak dat gebarentaal een echte taal is, die alle nuances kan uitdrukken van gesproken talen - er bestaat zelfs gebarenpoëzie en gebarentoneel. En, jawel, ook gebaren-dialecten, waarvan sommige gebruikers al hebben laten weten dat ze zich zullen verzetten tegen een standaardgebarentaal.
| |
3. Ik spreek Katwijks. Kan dat ook erkend worden als streektaal?
Jammer voor u, maar dat zit er niet in. Dialecten komen sneller voor erkenning in aanmerking naarmate ze van de standaardtaal verschillen en in het verleden minder hebben bijgedragen aan het ontstaan van die standaardtaal. Exact is de mate van afwijking moeilijk te meten, maar het Limburgs en het Nedersaksisch gooien in beide opzichten duidelijk de hoogste ogen. Katwijkers vissen achter het net. Hoeveel zij ook van hun dialect houden, het lijkt als Hollands dialect veel te veel op de officiële taal van Den Haag, Haarlem en Hilversum.
Een ander Handvest-criterium is de sociale status van een dialect. Limburgse dialecten worden in veel plaatsen van hoog tot laag gesproken en scoren daardoor hoger op de Europese schaal dan bijvoorbeeld het Zeeuws, dat nooit is doorgedrongen tot de hogere kringen in Zeeland. Ook het stadsplat van de grote steden valt om die reden af. Jammer voor Jules Deelder en Haagse Harry, maar in de strijd om het eurokeurmerk zullen zij het dus altijd verliezen van de Overijsselse Klazien uut Zalk en de Achterhoeker Buizen Beernd.
| |
4. Willen de andere dialecten eigenlijk wel promoveren tot officiële streektaal?
‘Ik geef een rondje aan de eerste ge- | |
| |
meenteraad die in dialect vergadert’, beloofde de Zeeuwse Commissaris van de Koningin Van Gelder (die zelf uit Amsterdam komt) vorig jaar op een dialectendag. Het leek er eerst niet van te komen, maar kortgeleden heeft hij zijn belofte toch moeten inlossen, en heeft hij de gemeenteraad van Noord-Beveland getrakteerd. Maar een rondje geven is natuurlijk iets anders dan streven naar officiële erkenning van het dialect. Zeeuwse dialectverenigingen hopen ook zonder erkenning meer subsidie los te peuteren bij de provincie. Ook in Brabant bestaat op dit moment geen animo voor een streektaaloffensief. Aan de andere kant: ook de Limburgers zijn pas in beweging gekomen na de successen van de Nedersaksische lobby. Bovendien kunnen de financiële gevolgen van de ongelijkheid een aansporing zijn voor de niet-erkende dialecten om alsnog een beroep te doen op het Handvest.
De bijbel in het Twents. Vorig jaar verscheen bij uitgeverij Van de Berg in Enschede het eerste deel van deze bijzondere uitgave. Vertaler dr. Anne van der Meiden zal, samen met een begeleidingsgroep, ook de rest van het Nieuwe Testament in het Twents omzetten.
| |
5. Hoeveel kost dat, zo'n streektaal?
De erkenning van het Limburgs en het Nedersaksisch is gratis. Hoewel sommige streektaalenthousiasten in Limburg al fantaseren over tweetalige plaatsnaamborden, verandert er in de praktijk voorlopig bijna niets. De erkenning moet, zoals dat heet, ‘budgettair neutraal’ zijn.
Toch hebben twee Groningse hoogleraren met een beroep op de nieuwe status aan Rijk en provincie verzocht een taalkundige aan te stellen voor het behoud van het Stellingwerfs. En de Limburgse dialectvereniging Veldeke heeft onder verwijzing naar de recente erkenning gevraagd om een leerstoel ‘Limburgkunde’ aan de universiteit van Maastricht (zie ook de rubriek ‘Tamtam’ verderop in dit nummer). De erkenning wordt dus al als hefboom gebruikt om subsidies los te wrikken.
| |
6. Laten de Limburgers en de Nedersaksers het hierbij?
Limburgs en Nedersaksisch zijn erkend volgens deel II van het Europese Handvest. Dat is een louter symbolische aangelegenheid. De Limburgers zijn daar tevreden mee, de Nedersaksers gaan verder: zij streven naar erkenning volgens deel III van het Handvest. Deel III geeft het recht de streektaal te gebruiken in onderwijs, rechtspraak en openbaar bestuur. In Nederland bezit alleen het Fries die status.
Volgens Frans Walraven, voorzitter van de Limburgse Veldeke-Kring, wekt deel III associaties met afscheidingsbewegingen: ‘Wij zijn er niet op uit om een situatie te creëren waarin het Limburgs gelijk is aan de standaardtaal. Wij willen op Europees niveau erkenning voor dit taalgebied, meer niet.’
In Groningen denken ze daar anders over. Streektaalfunctionaris Siemon Reker: ‘Dat deel III werkt volgens een menusysteem, waaruit een bepaald aantal rechten en plichten gekozen moet worden, die niet dezelfde hoeven te zijn als die van het Fries. De bescherming van deel III gaat veel verder dan die van deel II, want wat er op het menu staat, moet erop blijven. Erkenning volgens deel III zou het voor de overheid bijvoorbeeld onmogelijk maken om het Nedersaksisch Instituut van de Universiteit Groningen weg te bezuinigen.’
| |
7. Waarom wil Den Haag het Nedersaksisch niet dezelfde rechten geven als het Fries?
M.H. Klijnsma, senior-beleidsmedewerker bij Binnenlandse Zaken: ‘Wij denken weleens dat de erkenning volgens deel III voor de Nedersaksers een doel op zichzelf is en niet past in een reële visie op het gebruik van de streektaal.’ Het knelpunt is het gebruik van het Nedersaksisch in openbaar bestuur en rechtspraak, waar een wetswijziging voor nodig is. Als de Nedersaksische provincies de ambitie hebben om volgens deel III erkend te worden, redeneert Klijnsma, zullen ze voorzieningen moeten treffen voor zaken als de vertaling van officiële stukken in de streektaal. De Friezen willen dat allemaal wel, brengen daar financiële offers voor en
| |
| |
stellen bijvoorbeeld een Nederlands-Fries juridisch woordenboek samen.
‘Het is juist absurd dat er in Friesland zoveel geld wordt gespendeerd aan die rechtsterminologie’, vindt de Groningse streektaalfunctionaris Reker. Bijna niemand staat erop om voor de rechter Fries te spreken. ‘Den Haag schermt voortdurend met dat “ambitieniveau” om op een kunstmatige manier het verschil tussen het Fries en het Nedersaksisch in stand te houden. De centrale overheid legt de lat voor ons telkens op een onbekende hoogte.’
De Friezen, ondertussen, houden zich in de discussie opvallend stil. Reker: ‘Ik denk dat de Friezen bang zijn om hun bijzondere positie te verliezen. Ze hebben de Limburgers zelfs niet officieel gefeliciteerd met hun erkenning.’
| |
8. West-Vlaamse vrienden van me spreken met elkaar een taal waar ik geen woord van versta. Dat is zeker ook zo'n erkende streektaal?
In Vlaanderen wordt meer dialect gesproken dan in Nederland, maar erkende streektalen - de Belgen kijken wel uit. Zij hebben aan twee (het Duits in Oost-België meegerekend zelfs drie) landstalen meer dan genoeg en zijn er niet op uit om de taalstrijd op te rakelen. Ratificering van het Handvest zou kunnen betekenen dat Franstalige minderheden in de Vlaamse randgemeenten van Brussel privileges kunnen opeisen. België heeft het Handvest daarom niet ondertekend. Dialect heeft in Vlaanderen bovendien een lagere status dan in Nederland. Het wordt sterker ervaren als een belemmering voor het verwerven van de standaardtaal.
Toch heeft een Belgisch-Limburgse cultuurgedeputeerde - met een jaloers oog op de erkenning van het Limburgs in Nederland - in februari om de erkenning van het Belgisch-Limburgs gevraagd. Ondanks een positief rapport van een Leuvense dialectoloog lijkt dit een vergeefse poging.
| |
9. Waar kan ik Limburgs of Nedersaksisch leren?
Nog nergens, omdat er geen Limburgse of Nedersaksische standaardtaal bestaat, zoals er een Nederlandse en - in mindere mate - Friese standaardtaal bestaat. Wel worden hier en daar cursussen gegeven in de plaatselijke dialecten.
Dit gebrek aan standaardisering hoeft erkenning dus niet in de weg te staan, maar voor Jan Stroop, die verbonden is aan de vakgroep Nederlandse taalkunde van de Universiteit van Amsterdam, is het een reden om de streektaallobby van onzuivere argumentatie te betichten. Stroop: ‘In het adviesrapport voor de erkenning van het Limburgs gaat het de hele tijd over “het Limburgs”, maar dat bestaat helemaal niet. Er zijn alleen verschillende dialecten. Kijk naar het tijdschrift van de dialectvereniging Veldeke: alle stukken daarin zijn in een verschillend dialect geschreven, het Kerkraads, het Maastrichts, enzovoort. Nu willen ze ook al les gaan geven in het Limburgs, maar waar willen ze de leermiddelen vandaan halen? Moeten er tweehonderd verschillende leerboekjes komen, voor elk dialect een? Trouwens, als kinderen naar de basisschool gaan, spreken ze hun dialect al perfect.’
| |
10. Zijn er nog meer streektaalsceptici?
Nauwelijks. Een van de schaarse uitzonderingen is Joop van der Horst, hoogleraar taalkunde in Leuven. Na de erkenning van het Nedersaksisch schreef hij in het Leidsch Dagblad: ‘Laten we op onze standaardtaal toch zuinig zijn, en niet roekeloos een paar kleine bijzonderheden opblazen tot een aparte taal. (...) Nederland verkeert in de luxe positie dat we een paar gekken hun gang kunnen laten gaan die kleine verschillen willen opblazen, met overheidsgeld stimuleren, en opfokken tot aparte talen. Pyromanen zijn het.’
•
‘Nederland verkeert in de luxe positie dat we een paar gekken hun gang kunnen laten gaan die kleine verschillen willen opfokken tot aparte talen. Pyromanen zijn het.’
•
Wat vindt hij van de erkenning van het Limburgs? Van der Horst: ‘Ik ben bang dat nu het hek helemaal van de dam is. Ja, het Limburgs verschilt sterk van het Nederlands, maar waar trek je de grens? Als taalkundige vind ik dialecten prachtig, maar ik zie niet in waarom je ze vanuit Den Haag of Straatsburg moet pushen. Er wordt aan twee kanten aan de standaardtaal geknabbeld: van bovenaf, in Europees verband, door het streven naar een eenheidstaal, en van onderaf, door de erkenning van streektalen. Men dreigt de zegeningen van de standaardtaal uit het oog te verliezen.’
Siemon Reker is het daar niet mee eens: ‘Mensen neigen ertoe om talen boven elkaar te plaatsen, alsof het altijd een kwestie is van of-of. Maar het is en-en: de erkenning van het Nedersaksisch gaat op geen enkele manier ten koste van het Nederlands, dat is niet de bedoeling van het Handvest.’ Voor standaardtaalsupporters als Van der Horst is de erkenning van de streektalen een testcase, denkt Reker: ‘Misschien zeggen ouders over een paar generaties wel: we voeden onze kinderen op in het Engels, want dat is beter voor hun toekomst. Net als Groningse ouders nu zeggen: we leren onze kinderen Nederlands, want dat is beter voor hun toekomst.’
Daar kan Stroop zich helemaal in vinden: ‘De nationale talen dreigen in Europa tussen wal en schip te vallen. Die verliezen hun functie als er - wat ik niet onwaarschijnlijk vind - nog eens een algemene Europese voertaal komt, waarschijnlijk het Engels. De dialecten zullen daar geen last van hebben: ouders in Limburg leren hun kinderen dan Engels en Maastrichts. Want ze identificeren zich niet met het Nederlands, maar met het Maastrichts - dat is hun moedertaal. Dialectsprekers houden van hun taal zoals maar weinig standaardtaalsprekers dat doen.’
|
|