Uit de jaargangen
Maar onze voornaamste spreekfouten zitten in de uitspraak der klinkers die van hun zuiveren, strakken en vlakken klank ontaarden - want het is een eigenaardigheid in de taal van ons nuchtere volk, wonend in een vlak land met strakke einders dat zijn klinkers zoo vlak en nuchter klinken in vergelijking met die van omringende volken - door het verslonzen en verslungelen van het gebruik onzer spraakorganen. Vooral van de lippen. Men moest eens gezien hebben, hoe goed al die sprekers en voordragers van ‘Woordkunst’ hun lippen gebruiken, hoe de mond telkens flink in andere vormen werd getrokken voor een klare, zuivere uitspraak! Zonder dat men eenige pedanterie in de klanken hoorde.
‘Woordkunst’ strijdt, in 't spreken, tegen hetzelfde als ‘Onze Taal’ in 't schrijven: tegen slordigheid, achteloosheid, geestelijke lamlendigheid. En daarom ook vóór hetzelfde: zuiver Nederlandsch.
Elk doet dat op zijn terrein, maar in gelijken geest.
Zoodat wij elkaar wel ‘Zusje en Broertje’ mogen noemen.
Onze Taal, februari 1936