● Troostrijk
Wie niet goed speelt, is niet in vorm. Dat mag een cliché lijken, of een dooddoener, of een tautologie, maar in de voetbalwereld kan een tautologie moeiteloos de functie van verklaring vervullen. Het wemelt er van de quasi-verklarende verklaringen. In het dagelijkse leven mag het vriezen en dooien, maar alleen voetballers weten dat het vroor omdat het niet dooide, terwijl de tegenstander even later voor dezelfde microfoon nu juist zal beweren dat het niet dooide omdat het vroor. Troostrijk verschijnsel: onder het mom van de analyse na afloop ontstaat een gezelschapsspel waarin iedereen altijd gelijk heeft, al was het maar omdat toch niemand de ware oorzaken en gevolgen kent.
Geen mooier proza dan het proza van een verliezende coach: ‘We waren niet slechter, maar in de eerste helft verloren we te veel persoonlijke duels, dus dan loop je vooral tegen jezelf te voetballen. Ook in het begin van de tweede helft liepen we steeds achter de feiten aan. Pas in het laatste kwartier zag je een stukje gretigheid in de ploeg komen en toen ontstonden er ook meteen een paar aardige kansen. Maar ja, dat zul je altijd zien: als het eenmaal tegenzit, dan blijft het tegenzitten.’ De trainer van de tegenpartij heeft in zo'n geval meestal ‘een heel andere wedstrijd’ gezien. ‘In de eerste helft waren we sterker, want toen zaten we goed in de wedstrijd, maar daarna leden we te vaak balverlies, waardoor we het in feite onszelf moeilijk maakten en toch nog onnodig onder druk kwamen te staan.’
Foto: ©ANP
Leo Beenhakker: cirkelessays over de logica van het onvoorspelbare