● Frank Sumatra
Eenmaal terug in Nederland ging ik door met noteren en de verzameling breidde zich uit. Wat sprak er een venijn, jaloezie (‘Waar doen ze het van? Ze hebben geen nagels om hun kont te krabben’); frustratie (‘Wat moet je anders...’) en hypocrisie uit de meeste van die gezegdes. Hoe weinig vrolijke, gulle hartelijkheid viel erin te bespeuren. Niet ‘Wat leuk dat je opbelt!’, maar: ‘Zo. Het werd wel tijd! Leef je nog?’ Zelfs bedankjes kregen een zure bijsmaak: ‘Had je geld te veel? Waar heb ik dat aan te danken? Je hebt zeker iets goed te maken. Nou meid, pik in; 't is winter’ Zwartgalligheid, pessimisme, cynisme, wantrouwen, kritiek en leedvermaak (‘Een koekje van eigen deeg!’) overheersten. Zelfs bemoediging ging zelden van harte: ‘Je doet je best toch, nou dan! Over een tijdje weet je niet beter!’ En als iemand iets goed voor elkaar had, was het niet zijn eigen verdienste maar mocht hij ‘God wel op zijn blote knieën danken.’
Toch ontbrak het niet aan beeldend vermogen (‘Hebben ze wel een wc thuis voor al hun kak?’) of aan humor. Lik op stuk geven, het laatste woord hebben, bekende gezegdes verhaspelen, beginletters omkeren, dat was lachen geblazen. Frank Sumatra. Weet je wat zonde is? Boter aan je gat smeren en droog brood eten. Stinkt het hier? Je ruikt zeker je bovenlip. Oost west... thuis is het ook behelpen. Leg je billen maar op mijn schortje. Verkrachte eenden...
Toen Nico Scheepmaker in 1977 in zijn Volkskrantrubriek (Hopper) de oproep deed gezinstaal in te sturen, bleken de inzendingen bij mijn verzameling aan te sluiten. Omdat de meeste uitdrukkingen al uit het spraakgebruik waren verdwenen en het jammer zou zijn als ze geheel verloren zouden gaan, besloten we ze onder te brengen in een boek. Al snel droeg Scheepmaker zijn materiaal geheel aan mij over. Elke dag een stukje voor de krant, prima, maar een project van maanden was niets voor hem.
Echte ‘gezinstaal’ liet ik buiten de verzameling. ‘Een cadeautje van tante Sjaan’ bijvoorbeeld, commentaar op een volstrekt onbruikbaar of onzinnig geschenk. (Over zulke uitdrukkingen verscheen in 1992 bij Sdu Uitgevers Thuistaal van Wim Daniëls en in 1994 Thuistaal andermaal.)
De overblijvende gezegdes die ik niet herkende maar die op de een of andere manier duidelijk in mijn verzameling pasten, testte ik bij anderen. Kwam het gezegde hun bekend voor, dan achtte ik het rijp voor opname. Een weinig wetenschappelijke aanpak, maar wel een die strookte met mijn bedoelingen: het moest een vermakelijk boek worden, zonder pretenties, voor een breed publiek.