Clichés
Afgezaagd, platgetreden, uitgekauwd, afgesleten - nee, het cliché heeft geen beste naam. De grote Van Dale definieert het al even weinig flatteus: ‘versleten, niet meer “sprekende” wending of figuur, synoniem: gemeenplaats’. Het cliché is het zwarte schaap van de taalfamilie.
En wees eerlijk, het cliché heeft het er ook wel naar gemaakt. In zijn wereld is de eik knoestig, de held dapper en diens hond een trouwe viervoeter. Daar is iemand niet gewoon verbaasd, maar rijzen hem de haren te berge. Alle dorpjes zijn er slaperig en pittoresk, vergeten door de tijd. In de vrije natuur kunt u er genieten van uw welverdiende rust. Deze in slaap wiegende clichés nemen het niet zo nauw met de werkelijkheid.
Deze aflevering van Onze Taal is geheel gewijd aan het cliché. Het cliché is vaak de eerste gedachte die opkomt, de eerste formulering die invalt. Niet alleen de gemeenplaats wordt daarom door velen verguisd en als oppervlakkig afgewezen, maar ook de gebruiker wordt voor lui en leeghoofdig aangezien. Dat uitgevers zich vaak bezondigen aan clichés buit Gerrit Komrij ten volle uit in een klassiek geworden boekbespreking die geheel bestaat uit flaptekstclichés. Het cliché tiert ook welig in het jargon van welzijnswerkers (‘een dubbel gevoel’), van architecten (‘ruimtelijk onbehagen’), van advocaten en van voetbalcommentatoren.
Toch komen clichés soms goed van pas. Zonder clichés geen sociale praatjes in de trein of de wachtkamer; zonder gemeenplaatsen zouden we nog langer stommetje spelen tijdens verplichte recepties en zijn de stiltes na begrafenissen nog pijnlijker. Peter Burger levert daarom in ‘Lof der zouteloosheid’, in navolging van Gustave Flaubert, een lijst pasklare ideeën aan, zodat we nooit meer met de mond vol tanden hoeven te staan. Ook in liedjes maken we dankbaar gebruik van gemeenplaatsen, schrijft Jaap Bakker. In standaardbrieven zijn ze eveneens handig, aldus Joost Schilperoord, want we hoeven in routinesituaties niet altijd origineel te zijn. De vreugde van het cliché wordt in dit nummer bezongen door Wim T. Schippers (‘Ik denk dat niemand zonder het cliché kan, niet als schrijver en niet als mens’) en door Gerard Reve (‘Het cliché is een Godsgeschenk’).
Ware meesters van de gemeenplaats zijn de makers van Jiskefet. Henk van Gelder beschrijft welke van hun clichés kans maken tot het repertoire te blijven behoren. Verder treft u gemeenplaatsen in titels en voorwoorden aan - en suggesties om ze te vermijden.
De moeder van het Nederlandse cliché is (meer nog dan de Zangeres zonder Naam) Inez van Eijk, die een indrukwekkende verzameling van meer dan 8000 stoplappen en dooddoeners heeft aangelegd. Zij opent dit nummer.
Een aflevering van Onze Taal vol gemeenplaatsen: beter mee verlegen dan om verlegen. Niet dan?