● Gisteren ik ben...
Ook in grammaticaal opzicht gaat er het een en ander verkeerd. De proefpersonen halen de lidwoorden door elkaar, weten niet meer wanneer de en wanneer het te gebruiken. Ook verengelsen ze de keuze van voorzetsels: ‘Ze werken aan de kantoor.’ Het onderwerp blijft altijd voor het werkwoord staan, ook als de zin begint met een bepaling: ‘Gisteren ik ben...’ Engelse woorden worden op z'n Nederlands uitgesproken en dan gebruikt in een Nederlandse zin: ‘Ik heb het in de kar laten liggen’, of gewoon zwieper als vertaling van ‘bezem’.
Opmerkelijk is dat emigranten die in het Nederlands lezen en schrijven hebben geleerd, de taal duidelijk beter hebben onthouden dan zij die hem alleen kunnen spreken en verstaan, ook wanneer ze de Nederlandse schrijflessen pas in Australië hebben gevolgd.
Nederlandse Australiërs, noteert Ammerlaan, spreken zelf liever van een verandering van hun beheersing van het Nederlands dan van verlies. Ze zijn het Nederlands niet kwijt, vinden ze, ze doen gewoon hun voordeel met hun kennis van het Engels. Ammerlaan: ‘Ze zien dat zelf als: uit twee culturen het beste halen.’ Ze kunnen zich in Strutch en Australisch Engels uitstekend redden. Een kniesoor die daar moeilijk over doet.
Ton Ammerlaan, You get a bit wobbly. Exploring Bilingual Lexical Retrieval Processes in the Context of First Language Attrition. Proefschrift Katholieke Universiteit Nijmegen. ISBN 90 9008973 X.