Etymofilie
Fez
Ewoud Sanders
De fez, een soort muts, is genoemd naar de Marokkaanse stad Fez, daar is iedereen het over eens. Verschillende woordenboeken maken echter een voorbehoud als het gaat om de vraag of de fez ook oorspronkelijk uit Fez komt. Dat voorbehoud is onnodig, want in het Frans - waar dit woord voor het eerst opduikt - sprak men aanvankelijk van bonnet de Fez, ‘muts uit Fez’. Dat was in 1664. Niet lang daarna werd dit verkort tot fes of fez, spellingvarianten die ook bij ons nog steeds voorkomen.
De stad Fez werd in 808 gesticht door sultan Edis Ben Edris. In de Middeleeuwen was het de belangrijkste plaats in de islamitische wereld. Het telde toen 90.000 huizen en maar liefst 785 moskeeën. Vanaf de 16de eeuw, toen de sultan zijn zetel naar elders verplaatste, zette het verval in. In de 19de eeuw was Fez niet veel soeps meer: de straten waren er volgens A. Winkler Prins ‘eng, bogtig en morsig’, het graf van stichter Edris was een vrijplaats voor misdadigers geworden en aan de eens zo verlichte universiteit werd nu necromantie onderwezen - waarzeggerij door geestenbezwering.
Fez stond bekend om twee producten: de muts die eruitziet als een omgekeerde bloempot met afhangende kwast, en marokijn - rood geitenleer dat in de 17de eeuw internationaal bekendstond als ‘het fijnste leer uit Barbarije’. Voor beide producten maakten de ambachtslieden gebruik van een kleurstof die zij bereidden uit een bes die in de omgeving van Fez in overdaad groeide.
Omdat het recept voor deze kleurstof zorgvuldig geheim werd gehouden, werden de mutsen lange tijd alleen in Fez gemaakt. Later kwam daar Tunis bij en in de tweede helft van de 19de eeuw was de fez een internationaal product geworden, dat werd vervaardigd in Zuid-Frankrijk, Oostenrijk, Zwitserland, Duitsland en Turkije.
Vooral in Griekenland en Turkije werd de fez in de vorige eeuw veel gedragen, door mannen én vrouwen. In 1826 werd de fez in Turkije zelfs verplicht gesteld voor ambtenaren en militairen. De rang bleek uit de kostbaarheid van de fez, die bij ons ook wel Turkse kap werd genoemd. In het Arabisch sprak men ook van tarboesj.
In 1924, bij een poging het kwakkelende Turkije naar West-Europees model te hervormen, verbood Kemal Atatürk (1880-1938) de fez. Hij zei later: ‘Het was noodzakelijk om de fez af te schaffen, die op de hoofden van onze natie rustte als een symbool van achterlijkheid, slonzigheid, fanatisme, en haat jegens de vooruitgang en de beschaving - en om in plaats daarvan de hoed te aanvaarden, het hoofddeksel dat door de gehele beschaafde wereld gedragen wordt.’
Als we het Woordenboek der Nederlandsche Taal mogen geloven, werd de fez omstreeks dezelfde tijd ‘hier te lande wel in huis of bij sport gedragen’. Tegenwoordig kom je de fez zelden in het wild tegen. Eigenlijk alleen nog in de klederdrachten van Griekenland, Albanië en de overige Balkanlanden.