● Niet te vangen
Dat er nog wat harde regels op ontdekking liggen te wachten - andere regels willen Jansen en Verhoeven eigenlijk niet accepteren - lijkt me een volstrekte illusie. Hiervoor eerst een bewijs uit het ongerijmde. De auteurs zoeken voor de verklaring van het onzijdige geslacht van leenwoorden terecht aansluiting bij regels die gelden voor het Nederlands. Iedereen die Nederlands leert of geleerd heeft, weet echter dat het systeem van woordgeslachten daarin niet volledig in regels te vangen is. Hoe zou dat dan wel het geval kunnen zijn voor de Engelse leenwoorden?
De regels die wél worden gegeven, kloppen helaas ook niet altijd. Twee daarvan zijn duidelijk in strijd met de waarheid. Zo zijn Engelse leenwoorden die eindigen op onbeklemtoond -et zeker niet allemaal onzijdig. Het enige Nederlandse woord dat als voorbeeld zou kunnen dienen is het lemmet Met hetzelfde geslacht vinden we onder de Engelse leenwoorden het racket, het ticket, het wicket, maar daartegenover staan de pocket, de anklet, de singlet en twee technische termen: de bracket, de socket. (In deze opsomming heb ik budget weggelaten omdat dat ook al een het-woord was toen het nog uitsluitend met de klemtoon op de laatste lettergreep werd uitgesproken.)
Ook met de stofnamen is er iets aan de hand. Deze zijn namelijk niet exclusief onzijdig. De Algemene Nederlandse Spraakkunst (ANS) geeft op blz. 46 flinke lijsten met woorden die zowel met het als met de voorkomen. Daaronder bevinden zich terecht ook Engelse leenwoorden als bacon, interlock, macadam, nylon, rubber en shantoeng. Wie verder zoekt, zal de reeks met andere voorbeelden kunnen aan vullen.