Woordenboek van de poëzie
Dubbele scheermessen
Guus Middag
Een zandkasteel bouwen: daarover gaat het in deze jeugdherinnering van Maria van Daalen. We zien haar een hoop zand uithollen met haar gravende onderarm. Daarna volgt het aanbrengen van de ramen en deuren, en de aanleg van de slotgracht, met denkbeeldige lelies erin. Door de in- en uitspoelende beweging van het water hebben de muren veel te lijden - en het kasteel blijkt dan ook niet lang stand te kunnen houden. Het instortende kasteel met zijn raam- en deurgaten neemt in de verbeelding van het kind de trekken aan van een gezicht, met alle lugubere associaties van dien: dood door verdrinking, een drijvend lijk, een doodshoofd met holle oogkassen.
Ik moest eerst het kasteel maken;
mijn hand stak ik erin tot aan de elleboog
en groef het koude zand uit, schrapend.
Voorzichtig ramen en deuren openen
en rondom versieren met kokkels
en dubbele scheermessen. Doorgaande beweging
van inspoelend, uitspoelend water,
tot de slotgracht zich in de muren graaft,
de lelies zinken, een hoofd drijvend
twee gaten naar de oppervlakte tilt.
Ik schrijf mijn boodschap op het groot hoefblad
en laat het los in de vijver om te kunnen vergaan.
Uit: Maria van Daalen, Het geschenk // De maker.
Amsterdam, Querido, 1996.
In de twee slotregels lijkt het kind zich ergens anders, bij een vijver, te bevinden. Zij noteert een boodschap op het blad van een plant. De gebruikte techniek blijft onvermeld, evenals de inhoud van het geschrevene, maar die is misschien ook niet zo belangrijk: de jonge schrijfster besluit weliswaar haar bericht de wereld in te sturen, maar zij doet dat ook meteen met de bedoeling ‘om te kunnen vergaan’: een tweede geval van vlotte vergankelijkheid.
Van Daalens gedicht speelt zich af in de vanzelfsprekende droomwereld van een kind, met magische rituelen, snelle overgangen en een dreigende ondertoon. Ik was verrast door de scheermessen, dubbele nog wel, in regel 6, en vroeg mij af: zou er een verband bestaan tussen de scheermessen en het drijvende hoofd? Moord, zelfmoord? Het leek wat vergezocht. Het lag meer voor de hand te denken dat het scheermes de naam zou kunnen zijn van een schelp, ook vanwege de belendende kokkels. Maar Van Dale vermeldt het nergens. Scheermessen (alleen meervoud) schijnt onder vissers de benaming voor zogenaamde ijle haringen te zijn (haringen zonder hom of kuit), maar het is niet erg aannemelijk dat die door de jonge Van Daalen op haar kasteel geplakt werden. Verder noemt Van Dale ook nog de scheermesvissen, maar die komen alleen in de Rode Zee, de Indische en de Stille Oceaan voor. Ook het WNT, de encyclopedie en mijn Complete Jeugd Natuurgids gaven geen opheldering. Ik vond de prachtigste schelpennamen, tot aan paardezadels, parelmoerneuten, glanzende tepelhoorns, wulken en zaagjes toe, maar geen enkel scheergerei.