● Als sneeuw voor de zon
Zo'n conventie ontbreekt voor stukjes taal die uit meer dan één woord bestaan, zoals vaste uitdrukkingen. Niet alleen is het onvoorspelbaar in welke vórm idioom is opgenomen, ook het trefwoord waaronder het verklaard of vertaald wordt, valt niet te voorspellen. Zolang gebruikers van woordenboeken daarover niet klagen, lijkt er weinig aanleiding om daaraan iets te veranderen. Wie iets opzoekt in een woordenboek is meestal bereid om even te bladeren, en zodra het gezochte is gevonden, verdwijnt de eventuele ergernis over de lange zoektocht als sneeuw voor de zon. Toch zijn er ten minste twee redenen om bij het opzoektrefwoord van een uitdrukking stil te staan. De eerste reden is de mogelijkheid om een woordenboek elektronisch te raadplegen. De tweede is de mogelijkheid om voor een heel woordenboek tegelijk ‘met een druk op de knop’ van alle idioom het trefwoord te laten bepalen. Onder trefwoord versta ik hier het trefwoord waaronder de informatie gevonden wordt die men zoekt, dus niet een verwijzing naar een ander trefwoord.
Het zojuist door mij gebruikte als sneeuw voor de zon verdwijnen is een geschikt voorbeeld om de variatie in vorm te illustreren. Grote Koenen: ‘sneeuw: verdwijnen, smelten als sneeuw voor de zon zeer snel’. Grote Van Dale: ‘verdwijnen: (zegsw.) dat verdwijnt als sneeuw voor de zon; zie bij sneeuw’. ‘sneeuw: (zegsw.) het verdwijnt als sneeuw voor de zon het verdwijnt snel, geheel en al’. Prisma, Abeling: ‘sneeuw: smelten, verdwijnen, oplossen als sneeuw voor de zon, zeer snel verdwijnen’. Drie woordenboeken, vier verschillende formuleringen, maar een grote overeenkomst in de keuze van het trefwoord waarbij de verklaring wordt gegeven. In alle gevallen is dat het eerste zelfstandig naamwoord. Abeling verwijst ook vanuit zon naar sneeuw, maar zonder ruimte te verspillen aan het afdrukken van de hele uitdrukking.
Nog twee voorbeelden die de onvoorspelbaarheid van het trefwoord aantonen. Prisma, Abeling: ‘leed: met lede ogen (iets aanzien), met spijt, afgunst’; Hedendaagse Van Dale: ‘oog: iets met lede ogen aanzien met spijt’; Grote Van Dale: ‘aanzien: iets met lede ogen aanzien er met spijt en nijd getuige van zijn’. Grote Van Dale: ‘oog: zijn ogen schoten vuur’; Koenen: ‘schieten: zijn ogen schoten vuur’; Abeling: ‘vuur:zijn ogen schoten vuur van woede fonkelden’.