| |
| |
■ Onze Taal in de nieuwe spelling
N. van Deelen - oud-leraar, Hoensbroek
In het juli/augustusnummer deelt u (op blz. 183) mee dat u voortaan de nieuwe spellingregels zult volgen. U hebt veel kritiek op die regels; u vindt ze dus niet goed. Toch gaat u zich aan deze slechte regels houden. De enige reden die u vermeldt, is dat ‘spellingafspraken - hoe discutabel ook - er nu eenmaal zijn om nageleefd te worden’. Maar deze bewering is onjuist. Afspraken moeten alleen nagekomen worden door de partijen die ze gemaakt hebben en eventueel door degenen aan wie het gezag de naleving dwingend oplegt. U behoort noch tot de eerste, noch tot de laatste categorie. U houdt zich dus, zonder enige reden, aan regels waar u tégen bent.
Ook het feit dat andere kranten en tijdschriften u voorgegaan zijn, snijdt natuurlijk geen hout. Mijn vader had voor zulke gevallen een simpele maar onweerlegbare tegenwerping: ‘Als een ander in het water springt, hoef jíj dat nog niet te doen!’
| |
■ Onze Taal in de nieuwe spelling (2)
R.J. Blomsma - Castricum
U bent, blijkens het juli/augustusnummer, ten slotte toch gezwicht: in Onze Taal zal voortaan de nieuwe spelling toegepast worden, ondanks de vloed van kritiek in dagbladen en tijdschriften, en binnen het Genootschap Onze Taal zelf. Vooral van Onze Taal mag een meer principiële houding verwacht worden. Het is buitengewoon teleurstellend dat u de voorkeur geeft aan gezagsgetrouwheid.
U schrijft dat spellingafspraken er zijn om nageleefd te worden. Er is echter geen sprake van afspraken, niet met u, niet met uw leden/lezers, en niet met het grote aantal bewuste taalgebruikers. Er is slechts sprake van een dictaat. Alleen de overheid en het onderwijs zijn gedwongen zich hieraan te onderwerpen. Alle anderen hebben de vrijheid dit dictaat naast zich neer te leggen. Ik ben ervan overtuigd dat de grote meerderheid van de leden van het Genootschap Onze Taal de pannenkoek afwijst. Om kort te gaan: uw beleid in dezen verdient afkeuring.
Spellingwijziging is zinvol als ze aan- | |
| |
sluit bij ontwikkelingen die in de taal gaande zijn. Het n-dictaat van de nieuwe spelling is echter een schrijftafelconstructie die tot woordvormen leidt waar niemand om gevraagd heeft, die tot op heden in de taal niet voorkwamen, en die soms aantoonbaar fout zijn.
| |
Naschrift redactie
Inderdaad had de redactie zich principieel kunnen opstellen door de oude spelling te handhaven tot zich een betere (of minder slechte) spelling aandient. Dat is trouwens het goed recht van iedereen behalve leerlingen of ambtenaren in functie.
Maar daarmee zouden we de taalgebruikers een slechte dienst bewijzen. Als er in Nederland verschillende spellingen door elkaar worden gebruikt, ontstaat er verwarring bij degenen die graag volgens de officiële regels willen spellen. Aan die verwarring willen wij niet meewerken. Onze Taal moet in onze ogen ook wat dit betreft een voorbeeldfunctie vervullen.
Er is ook een andere reden om bij te dragen aan een zo groot mogelijke homogeniteit in de spelling. Daarvoor verwijzen wij graag naar het stuk van prof. Kempen in Onze Taal van november 1995. Deze psycholinguïst betoogt dat we al lezend een vermoeden opbouwen over de waarschijnlijkheid dat in een gegeven woord een bepaalde tetter overeenkomt met een bepaalde klank. Hoe minder variatie de lezer in zulke letterklank-verbanden bij zijn lectuur tegenkomt, hoe meer hij er als schrijver zeker van kan zijn dat een bepaalde klank omgezet moet worden in een bepaalde letter.
Kortom, de redactie is van mening dat het consequent toepassen van de nieuwe spelling bijdraagt aan de homogeniteit van geschreven taal, die de taalgebruiker helpt bij het spellen.
| |
■ Onbegrijpelijke overheidsteksten
Mr. P.B.A. Swart - ambtenaar, Amsterdam
Het juli/augustusnummer van Onze Taal bevat een artikel van sociaal raadsman Christiaan la Poutré over ambtelijk taalgebruik. Een aantal tips voor begrijpelijke overheidsteksten kan ik waarderen, maar La Poutré glijdt helaas ook een paar keer uit. Neem nu zijn zesde tip: ‘Vermijd het noemen van wetsartikelen en regelingen.’ Dat is misschien een goed idee voor een gewone brief, maar als een ambtenaar een besluit of beschikking maakt, is het raadzaam die tip vooral níét op te volgen. Beter is het de wet te volgen; de Algemene wet bestuursrecht verplicht de ambtenaar de specifieke wettelijke grondslag te noemen (art. 4:17-2 Awb).
Verder stelt La Poutré: ‘Vervang vaktaal als beschikking liever door besluit.’ Doe dat in vredesnaam niet! Een beschikking is een besluit, maar niet ieder besluit is een beschikking (hoofdstuk 1, definities, art. 1:3-1 en 2 Awb). En zou een willekeurige burger werkelijk problemen hebben met ‘een beschikking tot uitbetaling van...’? Hij snapt heus wel dat hij geld krijgt, en daar gaat het toch om?
‘Vermeld altijd bezwaar- of beroepsmogelijkheden’: inderdaad - doen. Maar niet omdat het de zelfredzaamheid van de geadresseerde bevordert, maar omdat de ambtenaar ertoe verplicht is. En dan moet het ook nog eens precies zo en niet anders, vindt de Raad van State. Een ambtenaar die niet de verplichte (en juiste) bezwaarof beroepsclausule in zijn besluiten opneemt, zal op een kwade dag wel ondervinden hoe de rechter het waardeert dat art. 3:45 Awb wordt genegeerd.
Juridisch verantwoord en tevens voor iedereen begrijpelijk schrijven is heel vaak niet haalbaar. Probeer het dan ook maar niet. Ik zie vaak pogingen, en die kraken of rammelen vrijwel allemaal. Bovendien is het vaak écht onmogelijk; vaktaal kán nu eenmaal niet altijd simpel worden ‘vertaald’.
Maar volgens mij is er een betere manier. Wat is erop tegen om een besluit dat bestemd is voor een juridische leek, uit twee delen te laten bestaan: het eerste deel in de taal die de ambtenaar gebruikt als hij zijn tante schrijft, en het tweede deel zodanig dat zijn collega's of rechters niet worden gedwongen om na te gaan wat er juridisch precies wordt bedoeld - dus met gebruik van alle vereiste vaktaal. Met zulke besluiten kan iedereen tevreden zijn. Wie doet er mee?
| |
■ Stede(n)bouw
Dr. ir. R. Dijksterhuis - stedebouwkundige, Amersfoort
Naar aanleiding van de reactie ‘Hondenweer’ (op blz. 186 van aflevering 7/8) wil ik het woord stedebouw onder de aandacht brengen. Dit woord wordt in de nieuwe spelling ten onrechte in stedenbouw veranderd; stedebouw betekent namelijk ‘de bouw of inrichting van de woonstede’ en is als zodanig het Nederlands voor ‘planologie’. Stedenbouw is iets anders, namelijk het bouwen van steden. De nieuwe spelling zorgt hier voor heilloze verwarring.
| |
■ Wat is Vlaams?
Dr. Frans Claes S.J. - lexicograaf, Heverlee
In Onze Taal van juli/augustus 1996 (blz. 195) bespreekt Guus Rombouts een woordenboekje Vlaams, dat ‘smaakt naar meer, véél méér’, naar ‘een uitgebreider Nederlands-Vlaams, Vlaams-Nederlands woordenboek’. Nergens zegt hij echter welke betekenis Vlaams hier heeft, die van ‘de taal van de bewoners van Oost- en West-Vlaanderen’ ofwel die van ‘het Nederlands in Vlaanderen’ (conform Van Dale).
Het woordenboekje blijkt een mengelmoes van Vlaams in beide betekenissen te bevatten. Woorden als annemekarefiets, bessemgeld, botsmuts, lafaard (alcoholvrij biertje), voettram en schoentram, die ik niet ken, horen vermoedelijk in een of ander dialect thuis. De woorden aangeladen (dronken), mondmuziekske (niet mondmuziekje), kuisvrouw, stoefen, wallebakken, zwikzwak en de bastaardwoorden autostopper, kabberdoeske (niet kaberdoes), solden en tandist behoren tot de volkstaal; ze worden door ontwikkelde Vlamingen niet als standaardtaal beschouwd. Tot een ruimere regionale taal behoren wel doorheen (als voorzetsel), stempelgeld (dat het volkse dopgeld moet vervangen) en uitstalraam (etalage, niet uitstalkast, een soort kast).
Dialectwoordenboeken met Vlaams in de eerste betekenis van Van Dale zijn er veel meer, voor regionale afwijkingen van het Nederlands in Vlaanderen is er het Zuidnederlands Woordenboek van Walter de Clerk. Van dit laatste woordenboek mag een nieuwe uitgave verschijnen, maar aan een verward en onoordeelkundig samenraapsel van woorden hebben we geen behoefte.
| |
■ Jaarverslagen niet in het Engels
Samuel Camphuijsen - Purmerend
Arno Schrauwers heeft het (gelukkig) bij het verkeerde eind als hij in zijn veroordeling (blz. 121 van Onze Taal nummer 5) van ‘al dat Engels in het Nederlands’ beweert dat jaarverslagen nagenoeg
| |
| |
altijd in het Engels verschijnen.
In mijn ruim 25-jarige loopbaan als financieel journalist heb ik het tegendeel ervaren. De meeste verslagen verschijnen in het Nederlands. Bedrijven met het hoofdkantoor in Nederland zijn daartoe ook verplicht. Als er al voor het Engels wordt gekozen, staat daar altijd een Nederlandse tekst naast. Het ‘bidbook’ van Elsevier/Reed was Engelstalig omdat de aanbieding van de Dagbladunie mede internationaal was. Ironisch genoeg bleef het bedrijf in Nederlandse handen.
Het Nederlandse bedrijfsleven is zeker geen verloren terrein. Integendeel: niet alleen verschijnen verreweg de meeste jaarverslagen in het Nederlands, ook beijveren veel ondernemingen zich steeds meer om hun verslagen in een goede stijl en in begrijpelijke taal op te stellen.
| |
■ Onnodig Engels (1)
O. Hornstra - Kornwerderzand
Met veel instemming las ik de ingezonden brief van Jannelies Smit in het juli/augustusnummer (blz. 187), waarin zij pleit voor persoonlijke acties tegen het onnodige gebruik van Engels. Graag wil ik daaraan iets toevoegen.
Ik woon aan het water. Aan mijn huiskamerraam komen honderden schepen en jachtjes voorbij. Van de Nederlandse jachten (met een rood-wit-blauwe vlag, weet u wel) heeft 90% een Engelse naam. Motorboten, zeilboten, pieremegoggels - ze hebben bijna allemaal een Engelse naam. Free time, Free life, Black Dolphin, Blue Star, White Star, Diamond Star, Daddy's second love, Whispering Cloud, Red Devil, White Rabbit, Whispering Wind, This side up ↑ (wel een leuke trouwens) - ik zou er moeiteloos een bladzijde van Onze Taal mee kunnen vullen. Ook bruinevlootcharterschepen (tjalken nota bene!) heten tegenwoordig al Mermaid.
Maar twintig jaar geleden gaf meneer Connie van Rietschoten als gróót zeezeiler al het voorbeeld, want al zijn prestigieuze miljonairsschepen heetten toen ook al Flying Wilma, Flyer, enz. (Het mooie jacht van Philips heet ook weer Innovation.)
En net zoals in 1950 de in Amsterdam gemaakte (mooie!) regenjassen werden voorzien van buitenlandse etiketjes, worden ál onze mooie zeventiende-eeuwse scheepsnamen verloochend en ‘vergeten’, omdat er bij ons geen enkel gevoel voor cultuur bestaat. Bovendien hebben Nederlanders ten aanzien van hun taal en cultuur een groot collectief minderwaardigheidscomplex. Andere talen zijn bij voorbaat beter dan de eigen taal.
| |
■ Onnodig Engels (2)
L.F. Janssens - Abcoude
Jannelies Smit vraagt in Onze Taal 7/8 om medestanders voor haar grieven tegen het gebruik van Engelse benamingen voor ‘doodgewone’ Nederlandse producten. Ik kan haar nog een commerciële activiteit noemen waarbij fabrikanten kennelijk van oordeel zijn dat Engels (en soms Frans) méér indruk maakt dan Nederlands: advertenties voor parfummerken. De daarin gebezigde aanprijzingen hebben niets van doen met de geur zelf. Twee voorbeelden: ‘There are still Oceans to Discover’ (Aqua Quorum van Antonio Puig) en ‘La vie est plus belle quand on l'écrit soimême’ (Champs Elysées van Guerlain). De Nederlandse taal schiet blijkbaar tekort om romantiek te verwoorden, wat toch gezien moet worden als een miskenning van het hier te lande voorhanden schrijftalent.
Door eigen ervaring met de cosmetica-professie is mij bekend dat adverteerders zich bij hun beslissing om het hun aangeleverde Engelse dan wel Franse advertentiemateriaal ongewijzigd over te nemen, laten leiden door de gedachte ‘ze begrijpen het toch wel’. Pure gemakzucht dus. Ook in de cosmetische sector bestaat er behoefte aan een ‘bewustwordingsproces’ ten aanzien van de mogelijkheden van de Nederlandse taal.
| |
■ Cipier in onbruik
Drs. B. Molenkamp - algemeen directeur Penitentiaire Inrichtingen Breda
In Onze Taal van juni geeft Peter Burger op blz. 155 het volgende voorbeeld van een zogenoemde double-take (een vertraagde reactie op een verrassende situatie, na aanvankelijk verzuim om iets ongewoons op te merken): ‘de cipier wuift de vertrekkende bezoeker na, waarna het tot hem doordringt dat het een van de gevangenen was; zijn eerst lege, dan verbijsterde blik’.
Graag wil ik hierbij aanvullen dat het woord cipier in het gevangeniswezen volledig in onbruik geraakt is; men spreekt over bewaarder of penitentiair inrichtingswerker. Verder valt op te merken dat bewaarders geen bezoekers nawuiven, en dat een blik nauwelijks verbijsterd kan zijn.
Zeker even leuk en correct lijkt mij: ‘De bewaarder die de vertrekkende bezoeker groet, waarna het tot hem doordringt dat het een gedetineerde is; zijn blik vult zich langzaam met verbijstering.’
| |
■ Lipogram
Henny Homan - Huizen
In het januari- en het meinummer van Onze Taal schreef Jules Welling over zogenoemde naamlipogrammen. Dat zijn namen waarin één klinker meerdere keren voorkomt zonder dat een andere klinker roet in het eten gooit. In NRC Handelsblad van 23 juli jl. kwam ik een heel mooi voorbeeld tegen van een lipogram met i-grecs: Lynyrd Skynyrd, de naam van een niet meer bestaande, tamelijk legendarische Amerikaanse popgroep.
| |
■ De swies
Frans van der Put - Voorburg
Op blz. 213 van het juli/augustusnummer schrijft Hans Heestermans in zijn rubriek ‘Vergeten woorden’ over de swies, de vroegere ordebewaarder in een katholieke kerk. Volgens hem zou het woord swies zijn ontleend aan het Franse woord suisse. Dat is inderdaad juist, maar het verband met de Franse conciërge uit de 17de en 18de eeuw volgens mij niet.
Naar mijn mening is swies ontleend aan de Zwitserse Garde in het Vaticaan. Het is een corps van katholieke Zwitsers, dat al in het jaar 1506 werd opgericht door paus Julius II. Dit corps bestaat thans nog. Het vormt de lijfwacht van de paus en bewaakt de toegangen tot Vaticaanstad en de pauselijke paleizen.
| |
■ Botataal
P. den Houter - Hilversum
Op pagina 201 van het juli/augustusnummer staat een artikeltje over botataal Ik wil er graag een voorbeeld aan toevoegen: Wilde Bertram gooide een Judaspenning naar Brave Hendrik. De gecursiveerde namen zijn officieel erkend in de Nederlandse plantenwereld.
In de stijl van botataal past mijns inziens heel goed het stukje Mycotaal, dat ik een paar jaar geleden hoorde van de mycoloog (= paddestoeldeskundige) Arthur Oosterbaan, die tot het volgende ‘zwamverhaaltje’ (of ‘stereomycologie’ = gezwam in de ruimte) kwam, waarin niet minder
| |
| |
dan 42 verschillende Nederlandse paddestoelnamen voorkomen.
| |
Zwamverhaaltje
Niet ver van de Peperbus woont de Eikhaas. Hij heeft gewoon Hazenpootjes en Echte donsvoetjes. Maar verder heeft hij een Puntig kaalkopje, Varkensoortjes en een Gele hanenkam. 's Ochtends eet hij Eekhoorntjesbrood met Heksenboter. Dan gaat hij met zijn Dennenmoorder op vier Wieltjes naar het werk. Hij is Molenaar. Met een Trechtertje brengt hij het Moederkoren van de Hoorn van overvloed in de Meelkop, die op het Elfenbankje staat. Op een dag rinkelt het Mosklokje. Hij doet open en zet meteen zijn Mijtertje af, want voor hem staan een Gouden pronkridder met een Koningsmantel, een Veldridder en een Schijnridder met een Goudhoed, met als gevolg vele Kogelwerpers met Plooirokjes, Heideknotsjes en een Fluweelpootje met een Elfenschermpje, een Pagemantel en een Waaiertje. Maar ze zijn niet vriendelijk: ‘Jij Slijmige blekerik, Grauwkop, Peksteer’, snauwden ze. ‘Je hebt een Wasplaat gestolen en een Vingerhoedje. Je bent er net zo een als de Rupsendoder en de Schorsbreker. Bovendien eet jouw Schaapje onze Zandtulpjes op.’ Gelukkig is onze held een Taailing met een Gladde aardtong en dus loopt het toch nog goed af.
| |
■ Briefverzorging
Dr. H. Le Page - Antwerpen
David Bloch adviseert in Onze Taal van mei om de rechtsvorm van de onderneming in de adressering weg te laten. Dit is echter in strijd met het voorschrift van de artikelen 66 en 177 Boek 2 NBW naar luid waarvan de naam van de vennootschap aanvangt of eindigt met de woorden Naamloze Vennootschap (respectievelijk Besloten Vennootschap met beperkte aansprakelijkheid), hetzij voluit geschreven, hetzij afgekort tot N.V. (respectievelijk B.V.). De rechtsvorm maakt dus juridisch deel uit van de naam van de onderneming.
In Vlaanderen is er geen bezwaar tegen opvolging van het advies van de heer Bloch; inderdaad maakt de Belgische vennootschapswet in de artikelen 30 en 121 een onderscheid tussen de rechtsvorm en de naam van de vennootschap; volgens de artikelen 81 (N.V.) en 138 (B.V.) moeten alleen de van de vennootschap uitgaande bescheiden de naam én de rechtsvorm vermelden, zodat een derde in zijn aan een vennootschap gerichte brief de rechtsvorm kan weglaten.
| |
■ Appelketel
Mr. F.J. Haffmans - antiquair, Utrecht
Grote twijfel heb ik over de interpretatie van het woord appelketel door veilinghouder Glerum in het tv-programma ‘Eenmaal, andermaal’ (zie het stukje van C. Kostelijk over dit woord in Onze Taal van juli/augustus). Het gangbare appelketel zou eigenlijk appèlketel luiden, omdat er aan de tuit een klepje gemonteerd was dat geluid veroorzaakte als het water kookte.
Mijn overtuiging is dat het woord appelketel te maken heeft met de bolronde vorm van dit soort ketels. Onder antiekliefhebbers is er bovendien een vergelijkbare benaming gangbaar voor een ander soort ketel: de peerketel, die - uiteraard - peervormig is.
| |
■ Chinese metamorfosen
Gerard Verhoeven - Utrecht
Met belangstelling begon ik aan het artikel ‘Chinees: een lange mars’ van Wouter Schoonman in het juli/augustusnummer. Ik hoopte wat nieuws te weten te komen. In die verwachting werd ik bepaald niet teleurgesteld.
Tot mijn grote verbazing las ik dat het Chinees maar liefst 400 ‘fonemen’ kent. Daar steken de veertigtallen van de Europese talen toch schraal bij af. Nog meer raakte ik onder de indruk toen ik verderop vernam dat dit aantal nog ‘beperkt’ is. Mijn schoenen vielen echt uit bij de mededeling dat het Chinees geen woorden heeft. De rest van mijn kleding zakte ook af toen ik nog weer verder leerde dat het evenmin een grammatica bezit. Weg alle kennis die ik ooit over taalkunde had verworven. Er bestaat dus een taal zonder woorden en zonder grammatica, louter bestaande uit klanken (die blijkbaar geen betekenissen weergeven), maar dan wel 400!
Helaas kwam alles weer op zijn traditionele pootjes terecht. De fonemen bleken combinaties te zijn als ba, pa en le, dus eerder syllaben dan klanken. Opeens heetten volgens Schoonman die ‘fonemen’, die dus eigenlijk syllaben zijn, woordjes! Dus toch. Dat het geen slip of the pen betrof, bleek verderop, waar gesteld wordt dat veel woorden in het Chinees meer dan één betekenis hebben. Dat komt volgens Schoonman door het geringe aantal fonemen, namelijk 400! In het Nederlands met zijn veertig fonemen moeten de woorden wel bijzonder veel verschillende betekenissen hebben!
Het Chinees blijkt dus toch gewoon woorden te bevatten en, jawel hoor, ook een grammatica. Immers, de woordvolgorde blijkt zeer belangrijk te zijn. Maar Schoonman noemt dat geen grammatica, omdat hij dat begrip gelijkstelt aan verbuiging en vervoeging, een bekend misverstand bij leken.
Genoeg. Onze Taal doet veel goed werk. Het poogt belangstellende leken begrip bij te brengen voor taal en taalkunde. Ik hoop en verwacht dat het onderhavige artikel niet alle door de lezers verworven kennis en inzicht onderuit zal halen.
| |
■ Misdaden tegen de mensheid
W. Drees - Den Haag
Op blz. 191 van het juli/augustusnummer komt de vraag aan de orde of men moet schrijven misdaden tegen de mensheid of... tegen de menselijkheid. Geantwoord wordt: ‘De officiële benaming is misdrijven tegen de menselijkheid.’
Die vertaling van het Verdrag van Londen is echter fout. De Geallieerden doelden met crimes against humanity op massamoord, genocide, zoals ten aanzien van joden. (Vergelijk de Winkler Prins Encyclopedie, 9de druk, deel 15, blz. 580.) Humanity kan inderdaad zowel ‘mensheid’ als ‘menselijkheid’ betekenen. Die tweede, zwakkere betekenis is al van toepassing bij onzachtzinnig gedrag tegenover een enkele gevangene. Bij het uitroeien van groepen mensen is slechts misdrijf tegen de mensheid een goede vertaling.
|
|