Vergeten woorden
Schapraai
Hans Heestermans
Een kelderkast met legplanken heette in mijn jeugd in Bergen op Zoom (jaren vijftig) een schapraai. Het woord schapraai is samengesteld uit schap ‘plank’ en rede, dat te maken heeft met ‘gereed’, ‘bereid’. Een schapraai is dan ook eigenlijk de plaats waar de potten gereedstaan. Een soort provisiekast. In Vlaanderen gebruikt men dat woord ook als er uit armoede weinig te eten is: de schapraai hangt er hoog. Als je iets te eten zou willen pakken, kun je er niet bij. De Vlaamse schrijver Domien Sleeckx laat in een van zijn vele boeken zijn hoofdpersoon, die uit een arme familie komt, zeggen: ‘Daarbij hing de schapraai er zoo hoog, dat ik meesttijds met honger slapen ging.’
Er zijn nóg twee aardige uitdrukkingen met schapraai. Vroeger, en misschien nu nog wel, werd er een heildronk uitgebracht op de goede afloop van een aanstaande bevalling. Dat werd drinke op Maaike in 't schapraaike genoemd, tenminste, als je wilde dat de boreling een meisje zou zijn. Als je een jongetje wenste, dan dronk je op Hansje in de kelder. En wanneer het je niet uitmaakte of het kind van het mannelijk of van het vrouwelijk geslacht was, dan dronk je gewoon op 't kindeke in 't spindeke. Ook spin of spinde is een voorraadkast, dus schapraai en kelder én spin zijn ook benamingen voor de moederschoot die - enigszins vrijmoedig - gezien wordt als een voorraadkast van ongeboren baby's.
De andere uitdrukking luidt op Sint Anna's schapraai zitten. Dat werd gezegd van een vrouw van over de dertig die nog niet getrouwd was en van wie men verwachtte dat ze dat ook nooit zou doen. Sint Anna was een vrouw die twintig jaar lang onvruchtbaar was. Op zeer hoge leeftijd baarde ze toch nog een dochter. Dat was Maria, de moeder van Jezus. Maar haar langdurige onvruchtbaarheid werd spreekwoordelijk en die onvruchtbaarheid werd weer verbonden met ongetrouwd zijn. Schapraai betekent in op Sint Anna's schapraai zitten zoveel als ‘huishouden’. De provisiekast werd gezien als het belangrijkste deel van het huishouden. Als je op Sint Anna's schapraai zat, dan verkeerde je in een huishouden van een vrouw die onvruchtbaar of ongetrouwd was. En dat werd als heel droevig beschouwd. Vandaar dat er in Brabant ook nog een zegswijze was nar Sint-Anneke vur un manneke. Ongehuwde vrouwen gingen bidden in een kerk waar de Heilige Anna werd vereerd om door haar voorspraak een man te krijgen.