● Taaie traditie
Hoewel er tussen vroeger en nu een langdurige, soms benauwd wetenschappelijke discussie gevoerd is over het nut van grammaticaonderwijs op de basisschool, is nooit rigoureus afscheid genomen van dat grammaticaonderwijs. Uit die discussie zijn immers geen winnaars of verliezers te voorschijn gekomen. En hoewel het nut van het grammaticaonderwijs niet onomstreden is komen vast te staan, staat het onnut ervan ook niet echt vast. Dat er nog immer een beetje ontleed en benoemd wordt op de basisschool, danken we dan ook daaraan. Sijtstra: ‘Taalmethodes maken het iedereen naar de zin. Ik noem ze middle of the road.’
Maar taaie traditie spreekt ook een woordje mee. Bijna vijftien jaar geleden schreef de Amsterdamse professor dr. Hildo Wesdorp al dat het wel leek alsof het grammaticaonderwijs er altijd geweest was. En dat het ook altijd wel ergens goed voor geacht werd. Wesdorp, tot zijn dood in 1987 een invloedrijk onderwijsonderzoeker, had bij vluchtige verkenning van de vakliteratuur ontdekt dat het grammaticaonderwijs bijvoorbeeld nuttig genoemd werd - en niet door de minsten - voor zulke uiteenlopende zaken als logisch en/of abstract denken, spelvaardigheid, stijlbesef, schrijfvaardigheid, begrijpend lezen en het leren van vreemde talen. ‘In werkelijkheid’, concludeerde Wesdorp, ‘is hier natuurlijk sprake van een vreemde behoudzucht, die tot vindingrijkheid heeft geleid.’
Behoudzucht en traditie - het lijken sleutelwoorden als het gaat om het grammaticaonderwijs op de basisschool. Methodes die niet bij de traditie aansluiten en die blijk geven van een meer uitgesproken visie, worden weinig verkocht, weet Sijtstra. Als voorbeelden noemt zij Taaltoren en Balans, methodes met een heel eigen vakdidactische aanpak.
In Taaltoren en Balans is het vakonderdeel grammatica ingrijpend vernieuwd. De methodes bieden de leerlingen bijvoorbeeld niet het geijk-
•
Dat door die niet aflatende stroom boeken en boekjes diversiteit en vooral vernieuwing troef zijn, is een illusie.
•
te handjevol afzonderlijke woordsoorten of zinsdelen, maar behandelen kwesties als woordbetekenissen (‘Waar moet je nou aan denken als je het woordje de hoort, of is, of van? De betekenis van deze woorden wordt pas duidelijk als je ze in een zin gebruikt. Kijk maar: De fiets van Lennart is vuil.’) en zinsstructuur (‘Met twee woorden kun je al een zin maken. Bijvoorbeeld: Joep kotst. Dat is een zin. Hij is wel erg kort, maar het is een complete zin. Deze zin vertelt iets.’).
Hennie Walgemoed, al twintig jaar docent aan een opleiding voor basisschoolleerkrachten: ‘Wij zeggen: als je grammaticaonderwijs geeft, moet je het goed doen, en volgens ons biedt Balans daarvoor de beste methode. Wel krijgen we op evaluaties van de leerkrachten-inopleiding commentaar als: “Waarom moeten wij zoveel van Balans afwe-