Jargon en slang [7]
Marc De Coster - Tienen, België
Welke woorden, uitdrukkingen en betekenissen zijn er in omloop in de schaduw van de officiële woordenschat? In deze serie komen er telkens enkele voor het voetlicht. De vermelde citaten zijn niet noodzakelijk de oudste vindplaatsen. De auteur houdt zich aanbevolen voor oudere voorbeelden.
aap: in de uitdrukking een aap op zijn rug hebben: (onder druggebruikers) de voortdurende behoefte aan verdovende middelen hebben; verslaafd zijn. De aap is hier een metafoor voor de drugsverslaving. Het is een last die men met zich meezeult. Ontleend aan het Amerikaanse slang van junkies en jazzmuzikanten: to have a monkey on one's back. De uitdrukking wordt in Amerika gebruikt sedert circa 1940. Vergelijk ook Fr. avoir la guenon (‘de apin’) en Dui. einen Affen haben. In het Duitse slang kent men ook nog de uitdrukking den Affen futtern (‘de zucht naar drugs bevredigen’).
- | Prachtig, maar voor mij is dat niet weggelegd. Het mag niet van die aap op m'n rug.
Lennaert Nijgh: Stad van hout (1989) |
alco: in de taal van welzijnswerkers, politie en jongeren: een alcoholist of iemand die er zo uitziet. Vergelijk Fr. alcoolo; Dui. Alki; Eng. alky.
- | Kijk, Frans Vogel kan in Het Vrije Volk blijven schrijven omdat hij toch veel meer een keilebak is. Hij is een alco weet je wel.
Haagse Post, 25-4-1987 |
bromsnor: populaire benaming voor een veldwachter. In de televisieserie ‘Swiebertje’ (uitgezonden vanaf 1958) kwam de erg gezagsgetrouwe veldwachter Bromsnor voor (gespeeld door Lou Geels) die voortdurend overhoop lag met de hoofdfiguur. Soms ook voor een zeurderig persoon; een knorrepot.
- | Ben jij hier de veldwachter of zo, de Bromsnor van de buurt?
René Appel: De derde persoon (1990) |
daldeejen: in jeugdtaal van de jaren tachtig: ‘alles doen waar je zin in hebt’. Dit (dialect)woord (uit de Achterhoek) werd populair gemaakt door de popgroep Normaal. Het tienerblad Popfoto omschrijft het als ‘feest vieren, gein trappen op z'n Achterhoeks’. Normaal verrijkte de vaderlandse cultuur ook met andere uitdrukkingen zoals oerend hard en höken (‘lol trappen, gek doen’).
- | Op gepaste wijze vieren de Achterhoekrockers hun 12½-jarig jubileum: met veel bier, een compleet speenvarken en - natuurlijk - heftig daldeejen.
Popfoto, maart 1988 |
druknul: in hedendaagse studententaal een scheldwoord, door ouderejaars gegeven aan een noviet of een nul die zich aan de ontgroening probeert te onttrekken.
- | Tot nu toe had je niet met mij te maken, druknul.
A. Gillisssen & Paul Olden: Studiosi (1989) |
flappentap: behalve studententaal voor ‘geldautomaat’ ook een schertsende benaming voor het loket van de Sociale Dienst (voornamelijk te Groningen, Utrecht en Rotterdam). Hierbij wordt dan geïmpliceerd dat de meeste bijstandaanvragers fraudeurs zijn.
flipper: in jeugdtaal: een geflipte druggebruiker. Vaak ook voor een excentriek persoon of iemand die niet prettig in de omgang is.
- | Theo en zijn vriend ontvluchtten magisch centrum Amsterdam en weken uit naar Zandvoort ‘want het werd echt te gek, mensen om ons heen werden kierewiet en wij waren echte flippers geworden.’
de Volkskrant, 27-1-1989 |
grote haringvijver: in lucht- en zeevaartkringen de bijnaam voor de Atlantische Oceaan. De haringvijver zonder meer staat evenwel voor de Noordzee. De term is al erg oud en komt ook voor in het Engelse slang (Herring-Pond) en in het Franse argot (la mare aux harengs).
- | Daar hangen we dan, boven de grote haringvijver.
Vrij Nederland, 9-11-1985 |
hoerentoeter: jeugdtaal uit de jaren tachtig voor een scheef gedraaid sjekkie, smal in de mond, wijd aan het andere uiteinde.