| |
| |
| |
| |
■ Buitenlandse plaatsnamen
P.-J. Kerstjens - Heumen
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft de richtlijn uitgevaardigd om op richtingborden buitenlandse plaatsen aan te duiden met de naam die thúis in die plaatsen gebruikt wordt; zoals Köln, Kleve, Lille en Dunkerque. Dat gebeurde mede op aandringen van de ANWB, zoals ing. W.F. Seiler schrijft in het januarinummer 1996 van Onze Taal. De wielrijdersbond wilde daarmee een dienst bewijzen aan ‘inwoners van Limburg die bij herhaling verdwaalde Duitsers de weg moesten wijzen’.
Dat is toch wel bedoeld als een flauwe mop, of denkt de heer Seiler nou echt dat Duitse reizigers ernstig in de war raken wanneer ze een bord zien met Keulen? Wat mij vooral verbaast, is het feit dat de Vlamingen rustig Luik op hun Vlaamse borden zetten terwijl een derde van de Belgen Frans spreekt, maar dat wij op onze borden Köln schrijven terwijl er géén Duitstalige Nederlanders zijn. Het lijkt wel op de winkel van ‘Die Zwei Brüder’ in Venlo, waar je Duits moet praten om snel geholpen te worden. Maar die winkel kan ik links laten liggen, de richtingborden bij het knooppunt Valburg niet.
Taalkundig een bron van ergernis, dat is duidelijk, maar verder niet interessant. Het is wel de vraag of we hier inderdaad te maken hebben met verschillende schrijfwijzen van buitenlandse plaatsnamen, zoals de heer Seiler, met anderen, van mening is. Is dat hetzelfde als verschillende spellingvormen? Volgens mij gaat het bij Keulen en Köln veel meer om verschillende woorden voor één zaak. We zeggen toch ook niet dat seizoen en kelder anders ‘gespeld’ worden dan de Franse woorden saison en cellier. Wat de ANWB wil, is geen andere spelling, maar een andere, buitenlandse táál op onze Nederlandse borden. Wanneer wordt Wegenwacht vervangen door Assistance Routière? Zou dat niet gemakkelijker zijn voor de dagelijkse klanten uit Lille?
| |
Naschrift redactie
Varianten in de geschreven naam die je niet hoort als je de naam correct uitspreekt, zijn spellingvarianten (Drente-Drenthe). Is het verschil wel te horen, dan zijn het verschillende woorden, of, in dit geval, verschillende namen: Keulen/Köln, Kleef/Kleve. De heer Kerstjens' heeft gelijk als hij beweert dat het hier gaat om het gebruik van een andere taal.
| |
■ Opzakken
Klaas Koeten - Breda
Aan het einde van de serie ‘Van kaartenbak tot Koenen’, in Onze Taal van december 1995, herhaalt Theo de Boer dat hij, ondanks negatieve reacties, van mening blijft dat opzakken ‘in zakken doen’ niet in het Koenen handwoordenboek thuishoort. Hij noemt het woord een agrarische vakterm.
Het is geen agrarische vakterm, maar een woord dat veel gebruikt wordt op plaatsen waar zogenoemde bulkgoederen geproduceerd, getransporteerd, opgeslagen en gebruikt worden. Ik heb geen cijfers bij de hand, maar, gelooft u mij, in Nederland gaat het zeker om enkele honderdduizenden tonnen; wereldwijd om vele miljoenen. Naast agrarische produkten, die ongetwijfeld het grootste deel van die tonnages uitmaken, gaat het om mineralen die voor industriële toepassingen gemalen zijn, en om kunststoffen die, voor dezelfde toepassingen, een korrelvorm hebben. In alle gevallen wordt een groot percentage van die produkten nog steeds in zakken bij de verbruikers afgeleverd. Daartoe worden ze ‘opgezakt’.
| |
■ Moddermannetje
Teun Levering - Oegstgeest
Op blz. 27 van het januarinummer beschrijft Ewoud Sanders de ontstaansgeschiedenis van het begrip schaapmannetje voor ‘tweede borrel’. Veel bekender dan het beschreven schaapmannetje lijkt mij het moddermannetje, bestaande uit brandewijn, suiker en nootmuskaat, dat in de jaren zestig en zeventig nog veelvuldig in het centrum van Amsterdam geschonken werd. Tot het lezen van Sanders' artikel heb ik altijd aangenomen dat het zijn naam te danken had aan zijn troebele uiterlijk, dat door de toevoegingen veroorzaakt werd. Het verband met de besproken wet-Modderman (de eerste Nederlandse drankwet, uit 1881, waarin openbare dronkenschap strafbaar werd gesteld) ligt uiteraard meer voor de hand. Misschien hoopte men dat het moddermannetje door de camouflage niet meer op een borrel leek?
| |
■ Verstandelijk gehandicapten
H.F. den Haan - Nijkerk
Naar aanleiding van de reactie van J.A.A. ter Haar in Onze Taal van december 1995 is het wellicht interessant te melden dat binnen de gehandicaptenzorg het boek De opvoeding van het geestelijk zwakke kind, door M.H. Goedman; M.G.H. den Haan en H. Koster, wordt beschouwd als de geboortegrond van het begrip verstandelijk gehandicapt.
| |
| |
Het verscheen in 1967. Hoewel het begrip nog niet expliciet in het boek voorkwam, werd daarin wel voor het eerst een aanzet gegeven: geestelijk werd vervangen door verstandelijk. Er werd gesproken van ‘een gebrek aan verstandelijke aanleg’ en ‘een tekort aan verstandelijke mogelijkheden’.
Vanaf 1979 heb ik in mijn functie van redacteur bij een grote uitgeverij op het gebied van de gehandicaptenzorg (Callenbach, later Intro) de term geestelijk gehandicapt stelselmatig vervangen door verstandelijk gehandicapt (met toestemming van de auteurs).
Aan collectanten die geld kwamen ophalen voor ‘de geestelijk gehandicapten’ gaf ik alleen iets op voorwaarde dat zij hun terminologie zouden aanpassen. Na 27 jaar had ik eindelijk resultaat: in 1994 maakte ik de deur open voor iemand die niet de traditionele vraag stelde, maar vroeg: ‘Heeft u ook iets over voor de verstandelijk gehandicapten?’ Haar heb ik rijkelijk beloond.
| |
■ Vervalscher/vervalser
Ab Wagenvoort - Voorburg
Bob Duynstee en Charlotte Polak schrijven in hun artikel ‘Het allesvoor-de-punt-syndroom’ (Onze Taal, december 1995): ‘Soms bedienen ook niet-juristen zich van archaïsmen, terwijl de wettekst allang gemoderniseerd is. Zo staat op bankbiljetten nog steeds vermeld dat artikel 208 WvSr de vervalscher straft, terwijl de wet het inmiddels gewoon over een vervalser heeft.’ Maar op het (nieuwe) biljet van honderd gulden las ik de volgende tekst: ‘de namaker of vervalser wordt gestraft’. Niet alleen is de vervalscher verdwenen, er wordt zelfs een onderscheid gemaakt tussen namaker en vervalser.
| |
■ Gaten in de taal: pith
Bernard van Dijk - journalist, Tilburg
Eigenaardig dat K.F.W. van Veen in zijn reactie in Onze Taal van februari/maart 1996 de aanbeveling doet het Engelse woord pith te vertalen met merg, terwijl het Nederlandse woord pit voor de hand ligt. (Het Engelse pith is zelfs ontleend aan het Middelnederlandse pitte, pit.) We kennen het in pitrus, de naam van een rietachtige, algemeen voorkomende plant (Juncus effusus). In de stengels zit een lange, goed samenhangende kern van een centimeter of dertig lang, met een middellijn van twee of drie millimeter. Deze pit kan na droging uitstekend dienen als pit voor een olielamp. Ik leerde dit vroeger in de biologieles op het gymnasium en heb het met succes uitgeprobeerd. In enkele plantkundige boeken wordt het gebruik als zodanig vermeld. Het wit onder de schil van een sinaasappel lijkt dezelfde substantie te zijn als de kern van de pitrus; daarom zullen de Engelsen dat wit pith zijn gaan noemen.
Verder heeft het Engels de uitdrukkingen a man of pith (‘een man met pit’) en an argument without pith (‘een argument zonder pit, een krachteloos argument’). In de diverse Engelse en Amerikaanse naslagwerken die ik geraadpleegd heb, komt pith voor in betekenissen waarvoor wij met gemak pit kunnen invullen (kracht, sterkte, gezondheid, enzovoort).
| |
■ Secondelang
E.W. van Stratum-Zandee - Eindhoven
Toen ik in het januarinummer in het artikel van Harry Cohen (‘De tussenin in het nieuwe Groene Boekje’) de nieuwe spelling van het woord secondelang las, zat ik minutenlang sprakeloos in mijn stoel. Urenlang, nee dagenlang liep ik met de gedachte rond: zitten wij nu jarenlang opgescheept met deze spelling secondelang?
| |
■ Overgang naar nieuwe spelling
Emiel Bootsma - chef redactie De GAY Krant, Best
Het angstzweet parelde zowat over mijn voorhoofd toen ik de laatste woorden had gelezen van de diverse artikelen in het januarinummer van Onze Taal over de tussen-n. Mijn angst betrof niet zozeer de nieuwe regels (die krijgt toch geen zinnig mens ooit geleerd), maar eerder het verlies van mijn taalgevoel per 1 september 1997. Wat een zegen zou het zijn wanneer de handtekeningen van de verantwoordelijken voor deze waanzin ongedaan zouden kunnen worden gemaakt.
Niettemin vrees ik dat we ermee moeten leren leven. En als het dan toch moet, dan maar vlug. Dus is de redactie van De GAY Krant met ingang van het nummer van 19 januari 1996 begonnen met alles volgens de nieuwe spelling te schrijven. We hebben niet de illusie dat we over een jaar op de automatische piloot kunnen spellen. Wij hebben slechts het idee dat we over een jaar taalkundig gedesillusioneerd zullen zijn.
| |
Naschrift redactie en oproep
Inmiddels zijn ook andere Nederlandse redacties overgegaan op de nieuwe spelling. Het ANP, het Algemeen Dagblad, De Telegraaf en de bladen van de Geassocieerde Pers Diensten (GPD) zijn in maart de nieuwe regels gaan gebruiken. Trouw gaat dat vanaf 3 april doen, al heeft de redactie de officiële regels hier en daar wat bijgesteld. NRC Handelsblad, Het Parool en de Volkskrant wachten nog even. Ook in België wordt er flink overgeschakeld: Het Volk en Het Belang van Limburg hanteren al sinds begin dit jaar de nieuwe regels, het weekblad Knack sinds half februari, en De Standaard en De Morgen zullen spoedig volgen. Overigens zullen veel Vlaamse kranten op een aantal punten een eigen koers varen.
Die aanpassingen voor eigen gebruik wijzen er al op dat ‘de pers’ niet onverdeeld gelukkig is met de nieuwe spelling. Eind februari dienden enkele Vlaamse (hoofd)redacteuren (én het Vlaamse persbureau Belga) bij de Nederlandse Taalunie een motie in waarin zij vragen om een oplossing voor wat zij ‘de grijze zone’ noemen. Daarmee verwijzen ze naar de vele inconsequenties in de woordenlijst, de duistere regels en de verwarrende leidraad. Een paar dagen later ondernam het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren een soortgelijke actie; de hoofdredacteuren wijzen de Taalunie erop dat de nieuwe spelling nog zo veel onduidelijkheden bevat dat de invoering ervan op veel problemen zal stuiten. Op dit moment (begin maart) is nog niet bekend wat beide acties tot gevolg hebben.
Intussen is de redactie van Onze Taal benieuwd wanneer de vele andere Nederlandse en Vlaamse periodieken de nieuwe spelling gaan toepassen. Wij roepen hen op ons dat te laten weten: Onze Taal, Laan van Meerdervoort 14a, 2517 AK Den Haag, tel. 070-3561220. In het juninummer zullen wij een overzicht publiceren van de stand van zaken.
|
|