lenden in ieder geval voor degene over wie in het vonnis wordt beslist. Daarvoor zal het nodig zijn dat een vonnis geen rechtstaal bevat, maar die eis is in onze traditie heel moeilijk te verwezenlijken. Zeker, er zijn goede resultaten te bereiken als het gebruik van rechtstaal wordt teruggedrongen. Er zijn genoeg vaktermen die zich door een gangbaar woord laten vertalen. Terugdringen kan, maar uitbannen kan niet. Je blijft altijd met een residu zitten, zoals Marten Toonder kennelijk heel goed weet. In het verhaal De Denktank beschrijft hij een rechtszaak tussen Heer Bommel en de burgemeester, die een nieuw gemeentehuis laat bouwen op de Steenheuvel, een terrein dat volgens Bommel van hem is. De zaak eindigt met een uitspraak van rechter Morrel. Die toont zich onkreukbaar - of zoals Heer Bommel even eerder zegt ‘onkreukelbaar’ - want hij stelt Bommel in het gelijk, hoewel deze kort tevoren in grote woede de zittende magistraat de baret over de ogen had geslagen. Maar nu komt het vonnis van rechter Morrel. Het luidt aldus: ‘Vaststaat dat het terrein, kadastraal bekend als folio XY 666, toebehoort aan Bommel. Er is hier dus sprake geweest van een onrechtmatige handeling door de burgemeester, die ik hierbij veroordeel tot het betalen van een schadeloosstelling.’
Mr. M. Wijnholt: Soms kun je een vonnis als leek zonder moeite begrijpen.
foto: Bart Versteeg
In deze twee zinnen staan zes termen ontleend aan de rechtstaal. Ze zijn bijna allemaal goed gebruikt en - daar gaat het me om - niet te vermijden. Nu is dat niet altijd een bezwaar, want soms kun je zo'n vonnis als leek zonder moeite begrijpen. Ook dat laat rechter Morrel ons duidelijk zien. Toch zal in het algemeen een onvermijdelijke hoeveelheid vaktermen het begrip ernstig bemoeilijken en vaak verduisteren.
Hoe groot de kloof is, blijkt elke week opnieuw uit de afleveringen van een blad waarin rechterlijke uitspraken worden gepubliceerd. Ik deed een willekeurige greep uit een recente aflevering. Het blijkt een greep uit het leven. Het gaat over wonen. Een echtpaar uit het voormalige Joegoslavië moet zijn huurwoning ontruimen op last van de gemeente. Man en vrouw beginnen een kort geding over het ontruimingsbevel en winnen dat eerst, maar de gemeente gaat door tot de Hoge Raad, en zie, daar neemt de zaak voor de gemeente een goede, voor het echtpaar de verkeerde wending. Als u de geldigheid van zo'n gemeentelijk bevel wilt aanvechten - zegt de Hoge Raad - dan moet u niet bij ons zijn, maar bij een gespecialiseerde rechter, de administratieve rechter. Bij ons bent u aan het verkeerde adres. Wij moeten nu eenmaal uitgaan van de geldigheid, zolang de administratieve rechter niet anders beslist.
Dit nu was niet de taal van de Hoge Raad, maar een poging van mij om de beslissing weer te geven zonder rechtstaal te gebruiken. Om het contrast te laten uitkomen, geef ik hier de woorden van de Hoge Raad (Rechtspraak van de Week 1995, no. 169c):
3.3.1. Onderdeel 1a van het middel strekt ten betoge dat het Hof in zijn rov. 4.2 blijkens de hiervoor in 3.2.4. geciteerde zinsnede ‘die niet is benut door degene, tot wie de beschikking is gericht’ een onjuist, immers te eng, criterium heeft aangelegd voor de beantwoording van de vraag of de beschikking van 21 september 1993 in dit kort geding formele rechtskracht heeft tussen de Gemeente en Budinovski.
CONGRES
‘Als u begrijpt wat ik bedoel’
Dit betoog is juist. Zoals de Hoge Raad heeft overwogen in zijn arrest van 16 mei 1986, NJ 1986, 723, dient de burgerlijke rechter, ‘wanneer tegen een beschikking een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan (zoals die ingevolge de Wet Arob)’, zo deze beroepsgang niet is gebruikt, in beginsel ervan uit te gaan dat die beschikking zowel wat haar wijze van tot stand komen als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de wettelijke voorschriften en algemene rechtsbeginselen. Deze ook in latere uitspraken van de Hoge Raad tot uitdrukking gebrachte regel berust op de gedachte dat een doelmatige taakverdeling tussen de administratieve rechter en de burgerlijke rechter geboden is. De beperking die gelegen is in de door het Hof gehanteerde maatstaf, strookt niet met die gedachte. Wanneer anderen dan degene, tegen wie een beschikking is gericht, het rechtens vereiste belang hebben om gebruik te kunnen maken van een met voldoende waarborgen omklede administratieve rechtsgang, brengt de wenselijkheid van een doelmatige taakverdeling als vorenbedoeld mee dat ook ten aanzien van hen in beginsel dient te worden uitgegaan van de formele rechtskracht van de beschikking indien zij die rechtsgang niet hebben benut.
Over deze uitspraak, waarin de Hoge Raad zijn vaste rechtspraak verder uitbouwt, zullen alle vakgenoten enthousiast zijn. Het is voor de gemeente-advocaat en de hoger-beroep-rechter duidelijke taal. Maar als toelichting voor ons echtpaar deugt de uitspraak niet, ook niet als het echtpaar met Nederlands als omgangstaal geen moeite zou hebben. Het hoge woord moet er maar uit: de Hoge