Etymofilie
Radar
Ewoud Sanders
Het woord radar is in november 1940 bedacht door twee officieren van de Amerikaanse marine: luitenant-ter-zee F.R. Furth en zijn collega S.M. Tucker. Radar is een acroniem, een letterwoord, en staat voor ‘RAdio Detection And Ranging’. Het nieuwe woord viel in de smaak bij admiraal H.R. Stark, die het op 19 november 1940 officieel goedkeurde.
De uitvinding van de radar kan niet aan één wetenschapper worden toegeschreven, of aan een groep samenwerkende uitvinders. Het idee dat je met behulp van radiogolven de aanwezigheid, de afstand en de richting van voorwerpen kunt vaststellen, kwam op verschillende plaatsen op nadat de Duitse natuurkundige Heinrich Hertz in 1886 het bestaan van deze golven had aangetoond. Het theoretische voorwerk voor Hertz was gedaan door twee Britten: Michael Faraday en James Clerk Maxwell.
Het eerste patent op een radarachtig apparaat staat op naam van ingenieur Christian Hülsmeyer, een boerenzoon uit Düsseldorf. Hülsmeyer kende een vrouw die haar zoon had verloren bij een botsing tussen twee schepen. Zijn telemobiloscoop had dan ook als doel dergelijke botsingen te voorkomen. Op 18 mei 1904 demonstreerde Hülsmeyer zijn apparaat op een brug in Keulen. Als een schip de brug naderde, ging er een bel, net zolang tot het vaartuig de straal van de telemobiloscoop verliet. Pers en publiek waren onder de indruk, maar de Duitse marine en koopvaardij hadden geen belangstelling voor de uitvinding. Wel kreeg Hülsmeyer in juni 1904 de kans om zijn apparaat te demonstreren in Rotterdam. Zijn telemobiloscoop had toen al een bereik van 3000 meter. Maar ook deze demonstratie wierp geen vruchten af, en aan het eind van dat jaar gaf Hülsmeyer het op. Pas vlak voor zijn dood, in 1957, werd zijn baanbrekend werk erkend.
In de eerste decennia van de 20ste eeuw werd er geregeld gefilosofeerd over de toepassingen van radiogolven, maar met uitzondering van Hülsmeyer ging men pas echt aan het werk nadat de beroemde Italiaanse ingenieur Guglielmo Marconi daar op 20 juni 1922 in New York een warm pleidooi voor had gehouden. In de jaren dertig werden er in Engeland, de Verenigde Staten, Duitsland, Frankrijk en Italië radarachtige apparaten gebouwd met namen als Radio Echo Equipment, Radio Direction Finding (RDF), Dete-Geraet, Détection Électro-Magnétique (DEM) en Radio Detector Telemetro.
De magische naam van de radar leidde ertoe dat de benaming ‘electrisch luistertoestel’ werd bijgezet in het taalmuseum.
Nederland bleef niet achter. In 1934 bouwde ingenieur J.L.W.C. von Weiler in het Laboratorium voor Physische Strijdmiddelen - zo heette dat! - de eerste Nederlandse radar, die ‘electrisch luistertoestel’ werd genoemd, omdat de ontvanger was voorzien van een luidspreker. De grote antenne van het prototype werd voortbewogen met behulp van fietspedalen.
Philips nam dit toestel in 1939 in produktie, maar toen de Duitsers Nederland binnenvielen, waren er pas vier klaar. Slechts één daarvan kon worden gebruikt om Duitse vliegtuigen op te sporen. Von Weiler vluchtte met zijn ontwerp naar Engeland en werkte daar mee aan het Britse radarprogramma. De apparaten die in Nederland waren gebleven, werden vernietigd, zodat ze niet in handen van de Duitsers konden vallen.
Niet dat de Duitsers echt op de fietspedaalgestuurde Hollandse toestellen zaten te wachten. Aan het eind van de jaren dertig hadden zij een grote voorsprong genomen in de radartechnologie, met de apparaten Freya en Würzburg. Pas in 1943 holden de geallieerden de Duitsers voorbij dankzij de (Engelse) uitvinding van een speciaal soort elektronenbuis waarmee zeer korte radiogolven konden worden opgewekt, essentieel voor moderne radars. Dat zelfde jaar namen de geallieerden de door Furth en Tucker bedachte term radar officieel in gebruik.
Kort na de Tweede Wereldoorlog werden aan de radar bijna magische prestaties toegedicht. Zo schreef de Winkler Prins in 1952 dat dit apparaat in belangrijke mate had bijdragen aan het winnen van zowel de ‘Slag om Engeland’ als de ‘Slag om de Atlantische Oceaan’. Dat imago leidde ertoe dat de Nederlandse benaming ‘electrisch luistertoestel’ voorgoed werd bijgezet in de kelders van het taalmuseum.