Onze Taal. Jaargang 63
(1994)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
● Oud frickadillekeDe ‘luchtige’ voorgerechtjes zijn wel Frans, al zal men deze betekenis van frivolités niet in een Frans woordenboek vinden, althans niet in de mij bekende. Men moet ervoor op zoek Fricandeau is heel wat edeler dan een frikadel, maar etymologisch gezien hebben ze toch veel met elkaar te maken in Franse kookboeken. In een Nederlands woordenboek als de grote Van Dale staan ze wel genoemd, en onlangs is er uit het Engels een boek vertaald (Appetizers: Exquise lekkernijen en frivole hapjes) met heerlijke voorbeelden van frivolités. Fricandeau is natuurlijk heel wat edeler dan een frikadel/fricandel, maar etymologisch gezien hebben ze toch behoorlijk veel met elkaar te maken, evenals met fricassee. Franse, Duitse en Nederlandse onderzoekers zijn er nog niet uit hoe die vormen nu precies zijn ontstaan, nog afgezien van de verschillen in betekenis. Fricadelle komt het eerst voor in Wallonië, in 1872, dus niet in Frankrijk. Maar in het Provençaals zou fricandel hebben bestaan. Overigens heeft de Zuidnederlandse Kiliaan het al aan het eind van de 16de eeuw over frickedilleke. Het tweede deel van fricassee is misschien afgeleid van casser ‘breken, stukslaan’. Het enige wat er bij al deze woorden vaststaat, is dat het Latijnse werkwoord frigere ‘roosteren’, Frans frire ‘bakken’, eraan ten grondslag ligt. | |
● Walloonse fritesHet werkwoord frire vinden wij terug bij de frietjes, de fritten. Ongetwijfeld afkomstig van frites, dus uit de Franse taal. Maar de Fransen spreken van pommes frites. Zij hebben de patat niet uitgevonden. Tenslotte is de beste friet te bekomen bij een frituur, in België dus. De patates frites kwamen eerder voor in België dan in Frankrijk. In dat land frituurde men vissen en andere spijzen, maar men kwam er niet zo gauw op het idee om het ook met reepjes aardappel te doen. Patates frites is Waals Frans. Dat men in het noordelijke Nederlands patates frites afkort als patat en in het zuiden als friet, komt doordat patat in een groot deel van ons zuidelijke taalgebied ‘aardappel’ betekent. In het Middelnederlands kende men het werkwoord friten ‘bakken, roosteren’, dat evenals frites is afgeleid van het Franse frire. Friten kende als variant fruten met dezelfde betekenis. Uit fruten, is fruiten ontstaan, zoals uit huus huis is voortgekomen. Dit werkwoord heeft een betekenisverandering ondergaan die in de meeste woordenboeken niet terug te vinden is. Zo definieert de grote Van Dale fruiten als ‘in de pan in kokend vet bakken, bruin braden’. ‘Bruin braden’ heeft echter meestal betrekking op wat grotere stukken vlees, en je gebruikt er boter of margarine bij. ‘In de pan in kokend vet of olie bruin bakken’ heet tegenwoordig frituren. Fruiten doe je vooral met kleine stukjes ui, champignons, paprika of andere groente; je verhit ze snel in hete olie of boter en daarna laat je ze bij een wat lagere temperatuur al roerend gaar worden. | |
● Een gevuld koekjeKomen we aan het toetje: frou-frou. Voor zover ik weet, heeft geen enkel koekje in het Frans deze naam. Hoe komen we er dan aan? Dat is vooralsnog een raadsel. Frou-frou bestaat wel in het Frans, maar daar heeft het een heel andere betekenis: het is het geritsel van tafzijden onderrokken. Dat ging zo van froe-froe-froe; frou-frou is duidelijk klanknabootsend. Dat een knisperend koekje in het Frans dezelfde naam kon krijgen of dat het het lievelingswafeltje was van een uitbundig froe-froeënde dame, had in de lijn der verwachting gelegen. Helaas. Navraag bij Verkade levert het volgende op: ‘Het desbetreffende wafeltje werd vóór WO II gemaakt door een bedrijf vlak bij Den Bosch. Aanvankelijk was de naam van het biscuitje “vanillewafeltje”, maar het is door iemand van de marketing hernoemd tot “frou-frou”, omdat deze het koekje een Frans-aandoende naam wilde geven en “frou-frou” wel lekker in het gehoor lag. Er is echter geen rekening gehouden met de Franse betekenis. Toen Verkade na WO II de koekjesfabriek overnam, hebben ze de naam “frou-frou” van dit vanillewafeltje niet veranderd. Onbekend is wie deze naam bedacht heeft.’ Als dit verhaal waar is, zou het om een merknaam gaan. Maar dan kan de frou-frou toch niet als een te maken koekjessoort in een kookboek staan en dan mogen zaken als Jamin en AH toch geen huismerk frou-frou verkopen? Of gelden oude merken niet als merken? Want vrij oud is de frou-frou wel. Het woord wordt al in | |
[pagina 121]
| |
1912 genoemd in Kramers' Algemeen verklarend woordenboek in de betekenis ‘een soort gebak’. Wellicht vinden we de oplossing van het raadsel in de Grote Koenen. Deze verwijst (in 1986) bij frou-frou ‘gelaagd biscuitje met middenlaagje van crème (merknaam)’ naar fourré met dezelfde betekenis. Dit laatste is wel degelijk een Frans leenwoord. Daar betekent het ‘gevoerd, gevuld’, en dat kan op allerlei zaken betrekking hebben, dus ook op bonbons en koekjes. Mogelijk is fourré in het Nederlands verbasterd tot frou(frou). Dat kon des te gemakkelijker, omdat in die tijd frou-frou in de betekenis ‘het geruisch van vrouwenrokken’ (bijvoorbeeld in Fokko Bos' De vreemde woorden uit 1912) een bestaand woord was; het was in onze taal nog niet verouderd. Maar of het bij het koekje frou-frou nu om een merknaam gaat, dat weet ik nog steeds niet. Graag wil ik mijn studenten Aya, Anna, Astrid, Floor, Fred, Jan, Mireille en Ranko hartelijk danken voor hun hulp bij het etymologiseren van bovenstaande woorden. |
|