● Bovenin/boven in de kast?
? Is het ‘Je vindt je cadeautje boven in de kast’ of ‘Je vindt je cadeautje bovenin de kast’?
! Het cadeautje ligt boven in de kast, dat wil zeggen ‘in de kast, op (een van) de hoogste plank(en)’. In betekenis vormen het bijwoord boven en de plaatsbepaling in de kast één geheel. Boven blijft evenwel een zelfstandig woord en wordt daarom niet aaneengeschreven met het voorzetsel.
Anders is dat als de bepaling na het voorzetsel (in dit geval: de kast) verzwegen wordt. Dan smelten bijwoord (boven) en voorzetsel (in) samen tot één bijwoord (bovenin):
- | Wáár in de kast zei je ook alweer? |
- | Bovenin, zei ik. |
- | Maar jij legt onze cadeautjes toch meestal onderin? |
Het verschil tussen aaneen of los is goed te horen aan de klemtoon. Aaneengeschreven krijgt bovenin één hoofdklemtoon (de plaats is wisselend: bóvenin of bovenín). Als boven en in afzonderlijke woorden zijn, worden ze beide beklemtoond: bóven ín de kast.
Met de uitdrukking ‘boven in de kast’ hebben we niets gezegd over de plaats van die kast. Die kan overal staan, desnoods in de kelder. Anders is het als we boven en in de kast scheiden door een wat langere pauze (op papier door een komma): boven, in de kast vind je je cadeau. Boven en in de kast vormen nu geen eenheid meer. De zin bevat twee afzonderlijke plaatsbepalingen en geeft dan ook andere informatie. Het cadeau ligt boven (bijvoorbeeld op de eerste verdieping) én het ligt (ergens!) in de kast.
Het bovenstaande gaat ook op voor soortgelijke combinaties, bijvoorbeeld achter#in, onder#aan, tussen#door, achter#langs, voor#in, enz.:
- | De flessen wijn staan achter in de schuur. |
- | Waar vind ik meer wijn? Achterin staat nog wel wat! |
- | Bovenaan ontbreekt een paginanummer. |
- | De verfbus staat boven op de trap. |
- | Voor in de auto is nog wel plaats. |
- | Maar ik zit toch veel liever achterin! |
Voorzichtigheid is geboden bij samengestelde werkwoorden. Als het voorzetsel deel uitmaakt van zo'n werkwoord, zoals in aankomen (‘arriveren’), mag het nooit worden gekoppeld aan het bijwoord:
1a Grootmoeder komt eindelijk ook boven aan.
1b Grootmoeder is eindelijk ook boven aangekomen.
In 1a en 1b mogen boven en aan niet gekoppeld worden omdat aan bij het werkwoord hoort. De zin kan betekenen dat grootmoeder na hard zwoegen eindelijk ook de top van de heuvel heeft bereikt: ze is daar aangekomen.
In 2a en 2b moeten boven en aan wél aaneengeschreven worden:
2a Grootmoeder staat eindelijk een keertje bovenaan.
2b Grootmoeder heeft eindelijk een keertje bovenaan gestaan.
Aan hoort nu niet bij het werkwoord (de radio kan aanstaan, grootmoeder niet). Deze zinnen drukken bijvoorbeeld uit dat grootmoeder gewonnen heeft met scrabble: ze staat ook een keer bovenaan (= boven aan de scorelijst).