Juryrapport bij de uitreiking van de Groenman-taalprijs aan Paul Witteman
Na verscheidene beoordelingsronden heeft de jury van de Groenman-taalprijs besloten de prijs toe te kennen aan de heer Paul Witteman, in het bijzonder voor zijn presentatie van het praatprogramma ‘Met Witteman’.
Met de bekroning van Witteman heeft de jury in de eerste plaats een totale stijl willen bekronen, waarbij zowel gelet is op de uitspraak als op levendigheid in taalgebruik.
De uitspraak van de heer Witteman kan worden beschouwd als de exponent van het nieuwe ‘midden-Nederlands’, dat zich in de Nederlandse media aan het vormen is. Die uitspraak wordt gekenmerkt door een wat randstedelijke losheid die sterk tegengesteld is aan de benepen toneeldictie die twintig jaar geleden in de mediataal nog schering en inslag was. Typische kenmerken van die nieuwe taal zijn: de reductie van onbeklemtoonde klinkers (ekÉ™nomies, polÉ™tiek), de weglating van de eind-n na een doffe e (prate, mense), de toegenomen diftongering van ee en oo (looupe, weejte...) en het verdwijnen van de eind-d van de eerste persoon enkelvoud van sommige werkwoorden (ik vin, ik wor...). De heer Witteman slaagt erin de nieuwe Gooise media-uitspraak vlot te gebruiken zonder in slordigheid te vervallen en zonder precieus te klinken.
Opmerkelijk in het taalgebruik van de heer Witteman zijn de soberheid en de natuurlijkheid. Anders dan heel wat hedendaagse presentatoren, streeft hij ernaar de geïnterviewde zo weinig mogelijk te onderbreken. Hij kan luisteren, brengt met een korte vraag of een snedige opmerking het gesprek op gang, en stimuleert. Witteman vindt het gelukkig niet nodig zichzelf in de kijker te praten. Hij schuwt schreeuwerige interrupties of bombastisch geformuleerde inleidingen. Hij stelt korte vragen in eenvoudig en begrijpelijk Nederlands. Zijn conversatiestijl is vlot, direct en niet opdringerig. Zijn introducties zijn meestal kort, helder en ad rem. Het aansluitende gesprek weet hij goed te sturen, zonder dat hij brutaal of betuttelend optreedt. Bij moeilijke of onduidelijke punten vraagt of geeft hij gepast toelichting, en hij herhaalt beknopt waar dat nodig is. Opvallend is zijn grote betrokkenheid en geïnteresseerdheid. Moeilijke vragen gaat hij niet uit de weg en met grote kiesheid in de formulering probeert hij op gevoelige onderwerpen in te gaan zonder op sensatie te jagen. Zijn woordkeus is boeiend en vrij van nodeloos moeilijke of vreemde woorden. Bovendien heeft hij een bijzonder goed gevoel voor het ritme in een gesprek.
Kortom, Witteman komt over als een natuurlijke gesprekspartner die in de eerste plaats de geïnterviewde en het publiek aan het woord laat, maar er niettemin in slaagt als een perfecte dirigent het gesprek ook voor de kijker boeiend te houden. In die zin is de bekroning van Witteman de bekroning van een nieuwe mediastijl.
De jury,
prof. dr. L. Beheydt (U.C. Louvain)
dr. H. Heestermans (LOUT, Den Haag)
drs. P. Smulders (Onze Taal, Den Haag)
13 nov. 1993