● Driedubbele bodem
Ironisch, ja. Er bestaat een specifiek Belgische taalironie die helemaal berust op het variëren van de dialectregisters, en die voor Nederlanders vrijwel ontoegankelijk is, zelfs na dertig jaar. Ik schrijf met opzet Belgische omdat Vlamingen, Brabanders, Limburgers en zeker ook Franstalige Brusselaars er voortdurend mee bezig zijn. Hoe de Walen met hun dialect-achtergrond omgaan weet ik helaas niet. Maar Belgen die zich niet schamen over het dialect waarin ze zijn grootgebracht, maken graag gebruik van een dubbele taalschat: Nederlands en dialect. De mensen die dat kunnen, zijn meestal goed opgeleid. En - is dat niet raar - vaak gebruiken ze ook elementen uit een dialect dat het hunne niet is.
Het resultaat is een woud van relativerende, grappige, vertederende, soms wat brutale verwijzingen, een trappehuis vol dubbele en driedubbele bodems, korte, gedempte flitsen gedeeld heimwee, bescheiden en snel vervlogen eerbetoon - in één woord, in een halve zin - aan een oude tante, een smid uit je jeugd, een pastoor, een kroegbaas. Dat heeft
Maar Belgen die zich niet schamen over het dialect waarin ze zijn grootgebracht, maken graag gebruik van een dubbele taalschat: Nederlands en dialect
niets meer met folklore te maken, niets met heimat of iets dergelijks, wel met afstand en identiteit.
Zo was enkele jaren geleden ‘De grote magazijnen’ een druk beluisterd radioprogramma, waarin op alle vragen die de luisteraars stelden een (vaak absurd) antwoord werd gegeven, want grote magazijnen waren warenhuizen en daar kun je dus alles kopen. De man die het programma maakte, Marc van Hoof, heeft me zelf gezegd dat hij die naam had gekozen omdat zijn tante het vroeger voortdurend had over de ‘grote magazijnen in Brussel’, Au Bon Marché dus, of À l'Innovation of de Union Economique. Ik snapte onmiddellijk wat hij zei, ooit had ik ook zulke tantes, en samen snapten we onmiddellijk waarom we tegelijkertijd glimlachten terwijl hij dat zei.