Onze Taal. Jaargang 62
(1993)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 267]
| |
Rijmen is gezondEén keer per jaar zijn alle Nederlanders dichters. Of laat ik zeggen: rijmers. Honderdduizenden mensen zitten opeens met een blocnootje op schoot voor zich uit te staren en woordjes te prevelen (‘in zijn sas - van pas, nee, da's een cliché’). De maat wordt getikt en plotseling worden er weer een paar regels bijgeschreven. Want cadeautjes geven en ontvangen is natuurlijk leuk, maar als er Sinterklaasrijmen aan te pas komen, wordt het pas echt mooi. Ongelofelijk: dat één verjaarsfeestje miljoenen Nederlandse gedichten kan opleveren. Van korte, houterige vierregelige versjes met versleten rijmwoorden (zoeken - hoeken, vindt - Sint) tot bladzijdenlange geschiedenissen, in een ritme dat lekker loopt. Is het niet mooi dat je als rechterhand van de Sint elkaar eens per jaar ongestraft - in familiekring of in de klas - flink mag plagen? En dat je zo de belangrijkste gebeurtenissen van het jaar (inbraak, veranderd van school, zusje geboren, voetbalelftal gedegradeerd, blijven zitten, luduvudu) op rijm nog eens kunt herkauwen? Dat spaart volgens mij jaarlijks heel wat zware gesprekken met de psychiater uit. Ondanks alle marsepein en speculaas is 5 december goed voor de volksgezondheid! | |
OproepStuur het mooiste Sinterklaasgedicht dat je hebt geschreven op naar Jouw Taal. Schrijf erbij voor wie je het hebt geschreven, en waarom je juist dit gedicht hebt uitgekozen. Vergeet niet je leeftijd te vermelden. De beste verzen worden geplaatst en leveren een extra Sinterklaascadeautje op.
Jaap de Jong | |
Ik héb ook altijd gelijkAl voordat ik wist dat er een boek met die titel bestond, was mijn lijfspreuk ‘Ik heb altijd gelijk’, maar die wordt een mens niet altijd in dank afgenomen. Wie kritisch een krant als De Telegraaf doorleest, zal er al gauw achter komen dat veel volwassenen aardig wat moeite hebben met de Nederlandse stijl en spelling. Wie na deze nogal schokkende ontdekking vriend en vijand probeert op te voeden door hem of haar bij een taalfout op de vingers te tikken, kan al gauw een tweede conclusie uit het gedrag van volwassenen trekken: zij worden niet graag verbeterd. Stijl en spelling zijn moeilijk te beheersen. Het is misschien verstandig om iemand die wil helpen bij het aanleren van die kunsten, niet meteen voor een betweter uit te maken, maar de correctie gewoon aan te horen. Uiteraard is het toegestaan daarna te denken: ‘ach, stik toch wijsneus’.
Hessel Ruijgh (17 jaar), Bilthoven | |
Ja toch, niet dan?We bevinden ons in een grote conferentiezaal, waar de voorzitter van Groen Links zijn partijgenoten toespreekt. Laten we even meeluisteren. ‘Dames en heren, u stelt mij de vraag: “Vindt u ook niet dat negers een minderwaardig ras vormen?” Ik moet daar met een volmondig JA op antwoorden.’ De rest van zijn betoog wordt overstemd door verbaasde kreten en baldadig gejoel. Nog een wonder dat het geen bloedbad werd. Als die Groenlinksers beter hadden geluisterd, had dat een hoop ellende gescheeld. De voorzitter zei namelijk niets racistisch. De vraag was of hij niet vindt dat negers minderwaardig zijn. Ja, natuurlijk vindt hij dat niet! Dat is het eeuwige probleem met vragen waar een ontkenning in voorkomt. Als vanaf nu iedereen gewoon antwoord geeft op de vraag die gesteld wordt, dan worden veel dialogen een stuk duidelijker. Dus, op de vraag ‘Zul je dat nooit meer doen?’ dient ia geantwoord te worden. En op ‘Ben je niet goed wijs?’ volgt Nee als de persoon in kwestie wél goed wijs is. Een ezelsbruggetje voor het correct beantwoorden van dit soort vragen is het langer maken van je antwoord: ‘Lust je dat niet?’ ‘Ja, dat lust ik niet!’
Haico Kuut (18 jaar), Enschede |
|