● Kenmerkende slis
Op dit moment zijn de beste resultaten te verwachten van een methode die bestaat uit een combinatie van auditieve (luisteren) en akoestische (meten) analysetechnieken. Allereerst speelt de beoordeling van de taalgebruikssituatie en van de emotionele en fysieke gesteldheid van de spreker een belangrijke rol. Aan de hand daarvan wordt bepaald of de spraakfragmenten wel voor vergelijking in aanmerking komen. Zo biedt de doorgaans luide tot zeer luide spraak van de doorsnee-bankovervaller weinig aanknopingspunten voor verder onderzoek als het vergelijkingsmateriaal bestaat uit een tekst die werd voorgelezen door een zwaar gedeprimeerde verdachte.
Het eigenlijke onderzoek begint met een nauwkeurige analyse van het betwiste spraakmateriaal. Daarbij bekijkt men onder andere hoe de afzonderlijke spraakklanken worden gerealiseerd, en hoe de intonatie, het tempo en het ritme van de spraak gekarakteriseerd kunnen worden. Ook wordt de stemkwaliteit beschreven, bijvoorbeeld in termen van ‘schor’, ‘hees’, ‘kraakstem’ e.d. Als er wat meer spraak voorradig is, kan ook een analyse van de zinsbouw en woordkeus worden uitgevoerd.
Naast deze uitgebreide auditieve analyse vindt vervolgens nog een aantal akoestische analyses plaats. Zo kan het verloop van de toonhoogte worden gemeten en kan de spectrale samenstelling van bepaalde klinkers worden bepaald. De forensische foneticus is uiteraard vooral op zoek naar sprekerspecifieke kenmerken waarmee de spreker zich onderscheidt van zoveel mogelijk soortgelijke sprekers.
Van bijzonder belang zijn daarom kenmerken die afwijken van wat in een bepaald accent of dialect gebruikelijk is, en kenmerken die betrekkelijk permanent zijn en die de spreker daardoor niet zo een-twee-drie kan veranderen. In een regio-Amsterdams accent valt een Haagse brouw-r bijvoorbeeld uit de toon, en in het accent van een zuiderling tref je meestal geen harde g aan. Ook het gebruik van een s- of z-klank in een woord als misbaksel, en het gebruik van bepaalde stopwoorden, herhalingen en aarzelingen zijn voorbeelden van kenmerken waarin sprekers zich van elkaar onderscheiden en waarvan ze zich meestal niet bewust zijn. Daarnaast zijn er nog talrijke kenmerken die als min of meer pathologisch aan te merken zijn, zoals bepaalde vormen van slis (Rob de Nijs, Ursul de Geer) en stotter (Jan Lenferink). Ook hypercorrecties, waarvan het ooit door Joan Haanappel geproduceerde eerste divitie een fraai voorbeeld is, kunnen soms sprekertyperende proporties aannemen. Zo klinkt de uitspraak van het woord recherche bij Nelleke van de Krogt, presentatrice van Opsporing Verzocht, ongeveer als ‘ruhserge’.