Taaloefening
Nicoline van der Sijs - redacteur, Utrecht
Op 13 november de ‘Grote spellingtest’ in Vlaanderen, half december het jaarlijkse ‘Groot dictee der Nederlandse Taal’ (voorheen het ‘Nationaal Dictee’)... een taaltest in Onze Taal als oefening op de komende dictees kan geen kwaad. Het uitgangspunt zijn die vormen die volgens de strengste taalmeesters de juiste zijn. (Dat houdt in dat bepaalde ‘fouten’ in deze taaloefening door bijvoorbeeld de ANS of de Schrijfwijzer wel geaccepteerd kunnen zijn.) Streept u de spel- en stijlfouten mee aan?
‘Dus jij denkt dat een dictee alleen maar telt als er tenminste veertig moeilijke woorden inzitten?,’ vroeg meneer X. ‘Zo gemakkelijk kom je er niet vanaf. Wedden dat ik een dictee kan maken met hele gewone Nederlandse woorden?’ ‘Het hangt er vanaf,’ zei meneer Y. ‘Ik ga er dan wel vanuit dat je niet alleen maar archaïsche uitdrukkingen gebruikt, zoals bijvoorbeeld ten algemene nutte, ter dezer gelegenheid, uw beider keus.’ ‘Accoord,’ zei meneer X, ‘geen pseudowetenschappelijke problemen. Maar let zowel op de spelling als op de stijl. Daar gaat ie dan.’ En nadat hij een bloknoot naar zich toe getrokken had dat al half volstond met onleesbare hiëroglyfen, begon hij te schrijven:
De lexicograaf zocht een woord. Wanhopig bladerde hij door een stapel boeken, waar ‘woordenboek’ of ‘dictionnaire’ opstond, maar middenin een dik foliant stopte hij, het boek van zich af duwend. Dit ongerichte zoeken kostte teveel tijd. De copij had al ingeleverd moeten zijn, de publikatiedatum was niet ver af. Hij belde tien collegalexicografen, waarvan er zich twee al jaren bezig hielden met het zoeken van verlorengegane woorden. Hoewel beide er de slechte gewoonte van de lexicograaf op nahielden om collegea voor het lapje te houden (waarbij ze zelfs zover gingen dat ze niet bestaande woorden in zelf bedachte citaten aan beroemde auteurs toeschreven), deden ze ditmaal een serieuse poging hun concurrent te helpen. Eén van beide suggereerde: ‘Het eerste dat je moet doen, is de Oost-Europese collega's opbellen. Een van hun hobbies is het zoeken van onvindbare woorden. Dat dateert nog uit de vijftiger jaren, toen veel woorden verloren gegaan zijn, omdat kameraad Stalin hen bevolen had alleen officiëel goedgekeurde woorden in de woordenboeken op te nemen.’
Maar het gezochtte woord behoorde niet tot het gedachtegoed van de Oost-Europeanen, net zo min als van de Latijns-Amerikanen. Na twee dagen gaf de lexicograaf tenslotte op. Hij staakte zijn heen en weer geloop om gedachtenloos de poes een aai te geven die loom opstond. En daar, onder haar, lag wat hij zocht: het ultieme WOORD.
‘Zie zo,’ zei meneer X, ‘hier zat toch geen woord Frans bij? En, heb je mee geteld? Heb je berekent hoe veel fouten er in zaten?’
De oplossing vindt u op bladzijde 263.