● Weifelende Van Dale
In de jaren zestig en zeventig was er een geneigdheid (en zeker niet alleen bij kunstenaars) om taboes op te ruimen, dat wil zeggen het verbod ongeldig te maken. Even was er dus ook een tamelijk nuchter gesprek over incest mogelijk. ‘Je moet er geen drama van maken’, zeiden we. En ‘iedereen speelt als kind met broertjes of zusjes’. Evenzo was er even een gesprek over seks tussen kinderen en volwassenen. ‘Moet kunnen’, zeiden velen. ‘Dan groeien ze misschien wat minder gefrustreerd op, met wat minder last van taboes.’ Dat gesprek was spoedig afgelopen. De reactie die optrad, voorzag het woord incest opnieuw van een negatieve lading.
Die hernieuwde negatieve lading wordt gedragen doordat aan het woord een geheel andere betekenis is gegeven. In de nieuwe Van Dale staan bij incest voor het eerst twee verklaringen. De eerste is nog steeds het oude ‘bloedschande’, wat ook al in de voorgaande drukken stond. Dat is volgens Van Dale: ‘geslachtelijk verkeer tussen naaste bloedverwanten, die geen huwelijk kunnen aangaan’. Als tweede staat er: ‘ontuchtige handelingen met het eigen minderjarige kind, stiefkind of pleegkind, zijn pupil of een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige’. Verder wordt dan -pleger (m) vermeld, en -taboe (o), dat alleen de verklaring ‘verbod op seksuele relaties tussen verwanten’ krijgt.
Er wordt niet gesproken van misbruik of mishandeling, maar van ontuchtige handelingen. Wat waren dat ook alweer? Verder wordt ook de omgang tussen niet-verwanten, zoals die tussen leraar en leerling als incest beschouwd. Ook wordt de vrouwelijke pleger niet als mogelijkheid genoemd en wordt de betekenis van incesttaboe beperkt tot ‘verbod’. Er is dus wel een zekere aansluiting bij het gangbare spraakgebruik, maar anderszins gaat het woordenboek daar ook weer tegenin.