Voor- en achternamen in Nederland
R.F.J. van Drie - hoofd uitgeverij Centraal Bureau voor Genealogie
Over het onderwerp ‘voor- en achternamen’ zal in november een boek verschijnen van de hand van dr. R.A. Ebeling, universitair docent naamkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het eerste exemplaar wordt aangeboden tijdens het congres ‘Namen’, dat het Genootschap Onze Taal die dag organiseert in de Jaarbeurs te Utrecht.
Namen zijn bijzondere elementen in de taal. Van de verschillende categorieën namen hebben persoonsnamen steeds de meeste aandacht gehad. Dat komt vermoedelijk doordat namen van mensen voor ons vaak meer betekenen dan alleen een handig instrument om mensen te identificeren. Juist persoonsnamen hebben allerlei bijkomende betekenissen; zij kunnen gevoelens, emoties transporteren. Denk eens aan de vele troetelnamen onder onze voornamen, maar ook aan de negatieve reacties die familienamen vaak oproepen. Anderzijds zijn namen ook gewone woorden: zij hebben een bepaalde ontstaansgeschiedenis en zijn volgens taalkundige regelmatigheden gevormd. Het vak naamkunde is vooral een taalkundige wetenschap, maar omdat veel namen in een ver verleden zijn ontstaan, dient zij ook historisch te werk te gaan.
In zijn boek geeft R.A. Ebeling een overzicht van de ontwikkeling van de Nederlandse voor- en familienamen, geschreven voor leken, in een prettige stijl. Na een korte inleiding over het begrip naamkunde en het onderzoek naar persoonsnamen volgt een gedeelte waarin voornamen worden besproken. De basis van onze voornamenschat wordt gevormd door de Germaanse namen. Uitbreiding van dit repertoire geschiedde in de eerste plaats door het opnemen van christelijke namen in de loop van de middeleeuwen. Kerstening alleen leidde niet direct tot het gebruik van christelijke namen. De auteur beschrijft welke invloed mode (bijvoorbeeld latiniseren, het aantal voornamen per kind), traditie (vernoemen) en wettelijke bepalingen hebben gehad. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de frequentie van voornamen: de populariteit van bepaalde voornamen door de eeuwen heen, en de voorkeur in bepaalde bevolkingsgroepen en geografische gebieden.
Het deel van het boek over familienamen schetst in de eerste plaats de historische ontwikkeling, van de individuele bijnaam in de middeleeuwen tot de door wettelijke bepalingen omgeven familienaam van onze eeuw. Daarna volgt een beschrijving van de vijf hoofdmotieven voor naamgeving: afstamming (Lubbers, Eisinga, Andreae), geografische herkomst (De Vries, Van Rooy, Munsterman), adres (Van den Broek, Brinkman, Verkerk, Kooistra, Paludanus), beroepsnamen (Kok, Lepel, Kuipersma) en eigenschapsnamen (Korthals, De Wit, Breur, Krediet, 't Jong). Vervolgens komen de familienamen aan de orde die van buitenlandse herkomst zijn, en de invloed van de Nederlandse taal hierop. Ten slotte geeft de auteur een beschrijving van de geografische spreiding van familienamen.
Voor- en achternamen in Nederland. Hun geschiedenis, vorm en gebruik telt ongeveer 200 bladzijden, kost f 34,95, is geïllustreerd en wordt uitgegeven door het Centraal Bureau voor Genealogie te Den Haag in samenwerking met uitgeverij Regio-PRojekt Groningen. Voor bestellingen: Centraal Bureau voor Genealogie, Postbus 11755, 2502 AT Den Haag.
Het boek is op 13 november op het congres ‘Namen’ te koop voor f 27,50.