● Schrik van herkenning
‘Imiteren is als zang: eerst bepaal je de juiste toonhoogte. Dat doe je door te neuriën. Als ik de toon eenmaal heb, durf ik hem bijna niet meer los te laten. Ik ben als de dood dat ik hem weer kwijtraak. Toch moet ik klankbuigingen maken. Binnen die toon ga ik steeds lager en steeds hoger: daardoor krijgt de stem kleur. Dan ga ik op het ritme werken, en dan herhalen. Sommige stemmen heb ik zó, op andere moet ik echt studeren, die analyseer ik eerst; ik zet aspecten van de stem apart. Neem bijvoorbeeld Max Tailleur. Zijn stem had een Amsterdamse achtergrond; hij had iets nasaals, iets joods, en hij klonk verkouden. Dat joods-zijn is dat de stem een beetje hangt, en een beetje omhooggaat. Die elementen moet je onafhankelijk van elkaar zien te krijgen, apart oefenen, en daarna samenvoegen. Bij imiteren moet je eigen klankkleur volledig verdwijnen. Pas op het moment dat ik van mijn stem schrik, een schok krijg omdat het precies de stem van een ander is, dan is het goed. Op Frank Sinatra heb ik zeven jaar gestudeerd. Je moet zijn leeftijd in de stem brengen, de drank, de sigaretten, de nachten, de carrière. Simon Carmiggelt heb ik nooit te pakken kunnen krijgen, en Ko van Dijk ook niet; die stem van hem is te laag voor mij. Ook Lubbers vind ik moeilijk. Hij heeft een buitengewoon boeiende stem. Als je die hoort, denk
Robert Paul (Amsterdam, 1949) wint in 1971 als imitator-cabaretier een talentenshow die werd uitgezonden op tv. Na deze doorbraak volgt het ene optreden na het andere. Hij verbreedt zijn activiteiten door op te treden in theaterprodukties, als entertainer, als tv-presentator en als acteur. In 1980 heeft hij zijn eerste eigen theaterprogramma en verschijnt zijn eerste LP. Op 20 oktober 1993 gaat zijn zevende grote theatershow (Knetter?) in première.
je: ik kan rustig slapen, er is niets aan de hand. Lubbers heeft altijd een soort lach in zijn stem. Hij zit tussen Willem Duys en Dries van Agt in. Ik heb de neiging naar een van beiden door te schieten.’