● Bekende sprekers
Hoe verzorgd moet iemand spreken? Klaassen: ‘Voor de medewerkers van de Verkeersinformatie is het niet zo belangrijk dat ze keurig Nederlands spreken. Als ze maar duidelijk zijn, zichzelf blijven en zich niet laten inpakken door snelle discjockeys. Maar een nieuwslezer is een bewaarder van de Nederlandse taal, die moet toch die perfecte klinkerkleur hebben. Wat dat betreft was het vroeger veel strenger dan nu.’
Slechts op aandrang van de interviewers wil Klaassen iets kwijt over vaderlandse televisiestemmen (‘Stem is zo persoonlijk: vind je iemands stem lelijk, dan kom je aan zijn ziel’). ‘Ik heb altijd genoten van de manier waarop Simon Carmiggelt zijn verhaaltjes vertelde. Dat vond ik een voorbeeld van mooie structuur. Hij maakte zijn tekst glashelder door precies op de juiste plaats accenten te leggen. Structuur vind ik net zo belangrijk als klank. Iemand als Noraly Beyer, die vaak bekritiseerd wordt om haar kapotte, vermoeide stem, heeft inderdaad niet geboft met haar stem, maar ze weet exact wat ze zegt: ook zij brengt uitstekend structuur aan in haar tekst.’
Verandering is overigens niet altijd zinnig, vindt Klaassen. Gevraagd naar het brouwen van Erwin Kroll (‘Het weeg: gegen, gegen, gegen’): ‘Als hij nu zijn uitspraak zou verbeteren, zou hij vreselijk onnatuurlijk overkomen. Technisch spreekt hij misschien slecht, maar hij is zichzelf, het is gewoon een aardige vent.’
‘Toen de techniek nog niet zo goed was, denk aan het Polygoon-wereldnieuws, gebruikten radiosprekers een doordringende stem.’ Klaassen roept even het metalige, licht overspannen geluid van Philip Bloemendal op: ‘Die had, wat toen nog romantisch was, een bepaalde emotie in zijn stem. Voor de oorlog zongen Nederlanders ook nog iets meer dan nu. Die Polygoon-intonatie is ook een ouderwetse manier van toneelspreken. Toen er nog geen versterking was, moest je je tekst een beetje zingen: die oude manier van voordragen zorgde ervoor dat je stem de ruimte vulde. Nu hoeft dat niet meer. Op de Theologische Faculteit in Kampen moet ik ze die domineesgalm afleren. Een dominee heeft tegenwoordig niet méér nodig dan een gemakkelijke microfoonstem.’
Mensen met een goede microfoonstem, legt Klaassen uit, gebruiken de tweeëneenhalfduizend-hertz-formant, een frequentie die ver draagt. ‘Die klank krijg je van nature als je erg ontspannen bent en als je zachte gehemelte hangt. Ook in zingen zit per definitie die tweeëneenhalfduizend hertz, ook wel de zangformant genoemd. Zingen is emotie. Mensen barsten in gezang uit als ze sterke emoties willen uitdrukken: als ze blij zijn, ten strijde trekken, iemand begraven. Kinderen gaan als ze erg geëmotioneerd zijn, zingen of huilen - zingen, huilen en lachen zijn broertjes en zusjes.’