Woordvolgorde in wens- en beveelzinnen
Laatst kreeg ik een expresbrief, waarop stond: ‘Dit gelieve voor 10 uur aan de heer Jansen te overhandigen.’ Op de ramen van een advocatenkantoor in Utrecht hangen bordjes: ‘Bij onraad bel telefoonnummer...’
Die zinnen vallen niemand echt op. Pas toen ik collega's met hun neus op de bordjes drukte en ze om een oordeel vroeg, bleken ze bereid de zinnen af te keuren: ‘Het moet Bel bij onraad telefoonnummer... zijn.’
Voor de Nederlandse standaardtaal geldt: in zinnen waarin een werkwoord staat dat een wens of een bevel uitdrukt (in vaktermen: een optatief of een imperatief), moet dat werkwoord op de eerste plaats staan. Voorbeelden: ‘Kom binnen’, ‘Leve de koningin’.
Die taalregel was overigens in de middeleeuwen niet zo algemeen geldig. In oude kookboeken staat bijvoorbeeld ‘Dat (kruid) roer door de soep’, dus met het lijdend voorwerp dat voorop. In Limburg kun je deze volgorde nog steeds horen.
Het is mogelijk dat deze Limburgse volgorde langzaam doorsijpelt in het standaard-Nederlands, maar dat acht ik zelf niet zo waarschijnlijk. Ik denk eerder dat het standaard-Nederlands op eigen kracht zo aan het veranderen is dat de volgorderegel niet meer zo krachtig gevoeld wordt.
Bij dit gelieve zou een rol kunnen spelen dat de optatief een versteende vorm is, die we zelden gebruiken. Daardoor voelen we de beperkingen niet zo makkelijk aan. Die verzachtende omstandigheid geldt niet voor de beveelzin ‘Bij onraad bel’. De imperatief is immers springlevend. In dit geval speelt waarschijnlijk mee dat bij onraad een voorwaardelijke betekenis heeft: ‘als u onraad bespeurt’. We hebben de neiging de voorwaarde vooraf te laten gaan aan het gevolg.