● Snelle jongens
De lezing van Van Wijk was rijk aan vakjargon (determinant, briefsituatie, referentopvattingen) en arm aan voorbeelden uit de praktijk. Inderdaad, geen makkelijk verhaal, gaf de spreker na afloop toe. Van Wijk, die met Jan Renkema de dagelijkse leiding van InterCom in handen heeft, was niet onverdeeld tevreden over de opzet van het congres. ‘Misschien moeten we de volgende keer theorie en praktijk beter scheiden. Wij willen serieus die brug slaan tussen praktijk en academisch onderzoek, maar we zoeken nog naar de juiste formule.’
Ondanks die bedenkingen staat Van Wijk afwijzend tegenover de vraag naar direct toepasbare theorieën. ‘Er wordt te vaak gevraagd: Wat kan ik er morgen mee? Op zulke directe behoeftebevrediging zijn wij niet gericht.’
‘Wat jullie doelgroeponderzoek noemen, doe ik dat niet allang?’,
‘Die snelle jongens die 500 gulden per uur rekenen, zouden eens moeten horen hoe er over ze gesproken wordt’
vroeg Felix van de Laar, tekstschrijver, voorzitter van TekstNet, een vereniging van tekstschrijvers, en van origine socioloog, zich af als forumlid. Van de Laar vond onderzoek aardig om teksten eens uitgebreid te analyseren, maar zag weinig direct praktisch nut.
Van Wijk: ‘Daar gaat het niet om. Je moet zelf begrijpen wat je doet en dat aan een ander kunnen uitleggen: dat is het verschil tussen een timmerman en een timmerwetenschapper.’
Een ander forumlid, Leon van de Berg, aanwezig namens de ACON, toonde zich eveneens sceptisch over het nut van onderzoek: ‘Opdrachtgevers zitten niet op dit soort onderzoek te wachten. In de praktijk is snelheid belangrijker dan kwaliteit.’
Onterechte kritiek, vindt Van Wijk: ‘Wij komen vaak binnen als er een conflict is in een bedrijf en moeten dan optreden als crisismanager. Onze projecten lopen vaak lang, omdat het antwoord op een eenvoudige vraag kan zijn dat de hele communicatielijn moet worden herzien, dat er een reorganisatie nodig is. Vaak accepteert een bedrijf dat pas na enige tijd.’
InterCom besteedt veel tijd aan vooronderzoek. ‘Daar heeft het gemiddelde commerciële bureau niet de tijd en niet het juiste personeel voor.’ Zowel bij het vooronderzoek als bij de evaluatie stuiten tekstwetenschappers op beperkingen. Bedrijven blijken zich grote zorgen te maken om hun imago, of zijn al tevreden als het publiek geïnformeerd is over een bepaalde zaak, terwijl de onderzoeker meer ziet in een verandering van de houding van de doelgroep. Zulke ervaringen zijn volgens Van Wijk nuttig voor de onderzoekers: ‘De academische inteelt wordt er minder door.’