Op is in
M. Vader - Leiderdorp
Het voorzetsel op wordt steeds meer gebruikt, ten koste van andere voorzetsels, vooral van in. In mijn jeugd ging je met vakantie. Tijdens de zomervakantie ging je dan wel eens op reis. Nu hoor je alleen maar ‘op vakantie gaan’ en dan bedoelt men in feite op reis, op safari, op wintersport zelfs. Hij kocht het tijdens zijn vakantie is nu: hij kocht het op vakantie. Militairen gingen vroeger met verlof, nu meestal op verlof.
Of je in of op een plaats woont, was vroeger gemakkelijk: op Urk, op de Veluwe; nu woon je blijkbaar ook op Wassenaar en zelfs op Nijkerk. De schaakwedstrijd wordt niet na de 40ste zet, maar op de 41ste zet afgebroken, blijkens een verslag van een schaakmedewerker. In of tijdens een vergadering werd het woord gevoerd; nu spreekt men op de vergadering. Mijn kruidenier had vroeger iets niet in voorraad, nu zegt hij op voorraad. Kostuums waren altijd in verschillende maten te koop, nu blijken ze leverbaar op diverse maten. De lunch tijdens een congres was al dan niet voor eigen rekening, nu las ik op eigen rekening. De plannen verlopen volgens schema, maar tegenwoordig lopen ze op schema. Twee gevangenen in één cel; laatst las ik op één cel. Ik denk dan aan een hogere verdiepingen of aan een ontsnappingspoging. Toch bleek dat ook de predikant op de cel kwam. Een matroos ging vroeger aan boord, nu gaat hij op boord. Alle hens zijn overigens nog aan dek.
Let op: op is in.