Op kruiswoordentocht
F. Jansen
De heer Heller uit Wijster heeft me attent gemaakt op kruisingswoorden. Dat zijn woorden waarvan de voorkant ontleend is aan het ene bestaande woord en de achterkant aan een ander woord, zonder dat die beide onderdelen als los woord in de taal voorkomen. Een voorbeeld is de aanduiding catastroika voor de catastrofale ecologische toestand van Siberië, waarvan we door de perestroika hebben kunnen kennis nemen.
Kruisingswoorden bestaan al lang. Denk maar aan Ischa Meijers koosnaampje actreutel (actrice, dreutel) voor een destijds populaire toneelspeelster, en de stopera (stadhuis, opera) in Amsterdam. Ik heb de indruk dat kruisingswoorden de laatste tijd de wind mee hebben gekregen in de Anglo-Amerikaanse communicatiecultuur, gezien de recentelijk ook hier doorgedrongen termen als infotainment (informatie, entertainment), advertorial (advertentie, editorial), soamedie (soap, comedie). De meeste kruisingswoorden lijken opzettelijk vervaardigd en hebben een commercieel doeleinde. Maar af en toe schept een taalgebruiker er spontaan eentje. Een voorbeeld daarvan is zuiters (zuigelingen, peuters) dat een Amsterdamse onderwijzer in een radio-uitzending gebruikte.