Onze Taal. Jaargang 62
(1993)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 172]
| |||||||||||
Ontvangst gestoordMartin de KoningFolders die niet gelezen worden. Mededelingen die niet begrepen worden. Campagnes die mislukken. Waarom is schriftelijk communiceren zo moeilijk? Twee voorbeelden van hoe het niet moet, een voorstel voor hoe het anders kan, en een oproep aan de lezers om materiaal in te sturen voor een serie(tje) over effectief schrijven. Stelt u zich eens de kantine van een groot produktiebedrijf voor. Allerlei soorten werknemers komen hier de maaltijd gebruiken en pauzeren. Er is een prikbord voor mededelingen. Iedereen weet dat daar soms belangrijke mededelingen hangen. Op een goede dag hangt er een mededeling over extra vrije dagen. EXTRA VRIJE DAGEN PER 1-1-'93 Voorlichters (en ik bedoel niet alleen de beroeps) zullen tegen deze tekst ernstige bedenkingen hebben. Zij zullen zeggen dat het een tekst is voor academici op grond van de gemiddelde zinslengte van 35 woorden, een gemiddelde woordlengte van 1,92 lettergrepen en een langste zin van 48 woorden. En ook als ze niet erg geloven in deze manier van een tekst doormeten, dan nog zullen ze dit wel een evident voorbeeld vinden van een slechte voorlichtingstekst. De kantine is er om te eten, te kaarten en even uit te blazen. Het prikbord zal dus vaak met een half oog gelezen worden. De tekst is - aldus nog steeds de voorlichter - in ieder geval volstrekt ongeschikt voor werknemers met een weinig theoretisch gerichte opleiding. Want mensen met een praktisch beroep hebben vrijwel altijd minder leeservaring dan iemand met een meer theoretisch beroep. Deze tekst is trouwens, zal de voorlichter zeggen, überhaupt ongeschikt voor een prikbord in een kantine, te moeilijk geschreven, ook voor de mbo'er en hbo'er in dat bedrijf. Voor hen minder wegens het taalgebruik, maar eerder door de ongunstige communicatiesituatie. Die communicatie mislukt, dat kun je voorspellen. Personeelszaken krijgt straks voortdurend mensen aan de deur die komen vragen ‘Hoe kunnen zes dagen in hemelsnaam minimaal twee weken duren?’ En het hoofd Personeelszaken zal thuis tegen de huisgenoten verzuchten dat ze tegenwoordig niet meer kunnen lezen en dat je dat vroeger toch niet... | |||||||||||
● Vorm en effectDe geoefende voorlichter had een heel andere tekst opgehangen. Deze bijvoorbeeld. 6 VAKANTIEDAGEN MEER PER 1-1-1993 Een geraffineerde tekst: zeer eenvoudig, ook te begrijpen als je met een half oog leest, goed toegelicht met een voorbeeld en toch volwassen taalgebruik. Al jarenlang ben ik geïntrigeerd door het verschil tussen vorm en effect van taalgebruik. Hoe komt het toch dat zoveel hoogopgeleiden zo'n scherp oog hebben voor vormfouten | |||||||||||
[pagina 173]
| |||||||||||
(spelfouten, grammaticale ontsporingen) en zo blind zijn voor teksten die in effect mislukken? Deze tekst bijvoorbeeld: Het is misschien belangrijk te weten, dat de bedrijfsvereniging de bevoegdheid heeft de WW-uitkeringen te weigeren, indien de dienstbetrekking ertoe strekt, dat in steeds terugkerende periodes bij dezelfde werkgever wordt gewerkt.Ga naar eind2 Waarom schotelen ambtenaren ons zo'n tekst voor? Beseffen ze werkelijk niet dat iedere werkloze zo'n mededeling moet kunnen begrijpen? Kunnen ze dan het effect van hun schrijfsels echt zo slecht schatten? Iedereen die zakelijke mededelingen schrijft voor een duidelijk bepaalde lezer, zou toch moeten beseffen dat er - naast het correctheids-criterium - nog drie andere zijn: duidelijkheid, aantrekkelijkheid en gepastheid. Veel mensen begrijpen het voorbeeld hierboven over de WW-uitkeringen domweg niet: dan is de schrijver dus onduidelijk voor zijn lezers. De schrijver kan ook wél duidelijk zijn, maar zijn tekst onaantrekkelijk presenteren, waardoor de tekst ook weer onduidelijk wordt. Een eenvoudig voorbeeld: Voordat u vraag 3 beantwoordt, moet u de vragen 1 en 2 beantwoorden. Vraag 5 hebt u nodig om te bepalen of vraag 4 voor u van belang is. Correct is dit zeker en duidelijk in woordkeus ook wel. Maar welke zot presenteert zijn informatie nu op deze onaantrekkelijke manier? Maak aandachtstreepjes, zet de informatie logisch onder elkaar en het geheel is al een stuk aantrekkelijker om te lezen, en daardoor een stuk duidelijker. De gepastheid van taalgebruik is een vrij subtiel probleem. Onze premier had het onlangs over kampementen voor asociale jongeren. Hij werd door de media gretig op de vingers getikt. Het woord kampement zit kennelijk zo barstensvol gevoelige bijbetekenissen (Tweede Wereldoorlog, Amnesty, marteling, trauma's) dat het ook als beeldspraakwoord ongeschikt is, want ongepast. Iedereen die moet voorlichten over gevoelige kwesties - van aids tot allochtonenbeleid - krijgt met dit probleem te maken: hoe zeg ik het zo dat de lezer mijn tekst niet racistisch, onfatsoenlijk of modieus vindt? Kortom: hoe druk ik mij gepast uit? | |||||||||||
● ‘Dat staat er toch!’Wie vakwerk wil afleveren, een effectvolle zakelijke tekst wil schrijven, heeft denk ik drie dingen nodig: wil, talent en training. Als u altijd roept ‘Dat staat er toch!’, als u altijd denkt ‘Ik kan het lezen, dus een ander ook’, dan hebt u weinig gevoel voor het effect van uw taal. Zolang u schrijft voor ‘eigen publiek’ zal er weinig misgaan, maar probeert u vooral niet voor te lichten, zelfs niet op het prikbord. Een bevriend juriste verdenkt haar vakbroeders en -zusters nogal eens van die houding. Moeilijk maakt indruk, indruk maken schermt het beroep af, het beroep afschermen is goed voor de portemonnee. Want stel je voor dat iedereen het zou begrijpen... Dan hebben we het dus over onwil. Zonder te willen generaliseren, constateer ik het probleem van gebrek aan talent nogal eens bij technici. Ze wíllen best duidelijk zijn, maar dat kronkeltje in hun hersens waardoor ze zo briljant zijn in formules, veroorzaakt kennelijk tegelijkertijd dat ze met gewone taal niet kunnen omgaan. Ze slagen er consequent in de uitleg moeilijker te maken dan het probleem. Gebrek aan talent dus. Dat is helemaal niet erg, maar erken dat dan en laat het een ander doen.
Als u - de derde categorie - uw tekst regelmatig terugleest en u dan een beetje bezorgd afvraagt ‘Zouden ze 't wel snappen?’, dan schrijft u met het | |||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||
oog van de lezer: een absolute voorwaarde voor het schrijven van een effectieve tekst. Maar makkelijk schrijven is heel moeilijk. Dat vergt veel training. Want correct, duidelijk, aantrekkelijk en gepast kunnen schrijven vereist dat u weet tegen wie u het hebt, dat u ‘uw doelgroep kent’. Dus niet alleen hoe uw lezer heet, maar ook of hij al wat voorkennis heeft over uw plan, of hij een tabel kan lezen, of hij bevooroordeeld is, of hij wel of niet het verhaal van uw concurrent kent. En bovendien: wat moet uw lezer precies weten, kunnen, vinden of doen? Moet hij uw tekst alleen maar snappen, moet hij na lezing ervan die machine kunnen bedienen, moet hij het een zinnig plan gaan vinden, moet hij zich bij u aansluiten? En hoe gaat u die tekst verspreiden: op het prikbord of via manshoge posters, om maar eens twee uitersten te noemen. En al die kennis moet u kunnen ‘vertalen’: de ene keer moet uw tekst afstandelijk zijn, de andere keer juist informeel, de ene keer overduidelijk opgezet, de andere keer wat losjes geschreven... De effectieve schrijver heeft veel pennen in zijn bakje. | |||||||||||
OproepIk wil de reeks ‘Ontvangst gestoord’ graag voortzetten. Welke lezers van Onze Taal hebben goede voorbeelden voor mij van schriftelijke communicatie die aantoonbaar is mislukt? Ik garandeer, als u dat wilt, anonimiteit. Of de openlijke schandpaal, als u dat leuker vindt. Of het nou teksten van uzelf zijn of van anderen (een folder uit uw gemeente, een beleidsplan op uw werk, enz.) doet niet ter zake. Ik ben het meest geïnteresseerd in voorbeelden:
| |||||||||||
Duizenden vragenDe regeling voor Individuele Huursubsidie moet natuurlijk ook worden uitgevoerd. Die uitvoeringskosten werden in 1977 geschat op 155 miljoen gulden: dat bleek het voorlichten, vragen beantwoorden, formulieren helpen invullen, enz. te kosten. 15,5% van het totale uitkeringsbedrag! Een aardige kostenpost die voor een groot deel werd (wordt?) veroorzaakt doordat de voorlichtingstekst over deze subsidieregeling massaal niet werd begrepen. Gevolg: duizenden vragen, die duizenden individuele antwoorden door duizenden ambtenaren vergden. Twee onderzoekers hebben die tekst eens uitgeprobeerd op 608 vrij goed opgeleide proefpersonen. Zij kregen het denkbeeldige probleem van de familie De Vries op te lossen. Alle achtergrondgegevens (gezinsopbouw, inkomens, bijzondere omstandigheden e.d.) werden verstrekt. De vraag was simpel: heeft De Vries recht op individuele huursubsidie, zo ja: voor welk bedrag? Met de tekst van de overheid als hulp gaf 6,1% van de proefpersonen het correcte antwoord. Met een zo simpel mogelijke herschrijving door de onderzoekers gaf 14,3% van de proefpersonen het goede antwoord... ‘In hoeverre is het acceptabel dat de overheid regelingen hanteert die, welke presentatievorm men er ook voor kiest, niet of in ieder geval niet ten volle begrepen kunnen worden door de mensen op wie de regelingen van toepassing zijn?’ Zo luidt een van de keurig academische conclusies van de onderzoekers.Ga naar eind3 De mijne zou, zeer onacademisch, luiden: communicatieknoeiers, effectamateurs! En dat voor 155 miljoen duur belastinggeld! Natuurlijk, dit is een bejaard voorbeeld. Er is sinds die tijd veel verbeterd. De Belastingdienst geeft nu heldere brochures uit. Maar ik betwijfel of het leed sinds 1977 echt voorbij is, want je leest anno 1993 soms nog dingen...
Uw reacties zijn van harte welkom bij de redactie van Onze Taal. Mocht uw voorbeeld me geschikt lijken dan neem ik, zo nodig, contact met u op. |
|