Passeren en verlijden
Mr. drs. C.G.J. Piron - Eindhoven
Er is in het gebruik van de termen passeren en verlijden een verschuiving waarneembaar in de notariële wereld. Vroeger gebruikte men vooral passeren. Later werd vaak verlijden gebruikt (‘Waarvan akte, verleden...’). De ambtenaar van de burgerlijke stand hanteert daarentegen al eeuwen de term opmaken; verlijden duikt in zijn akten slechts een enkele keer op.
Passeren wordt - zoals ik hierna uiteen zal zetten - gemakkelijk verkeerd gebruikt, terwijl het verouderde verlijden niet door iedereen wordt begrepen. Daarom verdient het mijns inziens aanbeveling ook in notariële kring voor het werkwoord opmaken te kiezen.
Het werkwoord verlijden is in het hedendaags Nederlands geheel in onbruik geraakt. Vroeger kon het zowel met als zonder lijdend voorwerp worden gebruikt, in verschillende betekenissen. Tegenwoordig kennen we verlijden alleen nog als overgankelijk werkwoord in de betekenis ‘laten opmaken (een akte, een testament) voor een notaris’ (Van Dale). Die betekenis is buiten de notariële wereld lang niet bij iedere taalgebruiker bekend.
Passeren is een overgankelijk en onovergankelijk werkwoord. Van Dale omschrijft de hier aan de orde zijnde betekenis van het overgankelijke passeren als ‘zijn goedkeuring aan iets hechten of veroorloven dat het voortgang heeft; inzonderheid van contracten, testamenten etc.; deze nadat ze op schrift zijn gesteld bekrachtigen: een akte passeren’.
In deze betekenis wordt passeren echter vaak verkeerd gebruikt. Een mooi voorbeeld daarvan trof ik aan in een bericht in de Staatscourant van 21 december 1988 over de oprichting van de PTT. De eerste zin van dat bericht luidt: ‘Op 20 december is de akte (voor de oprichting van PTT Nederland NV per 1 januari 1989) de notaris gepasseerd.’ Het lijkt erop dat de akte (aan de neus van) de notaris voorbijgaat. Wat is hier aan de hand? Passeren wordt hier ten onrechte gebruikt als een werkwoord dat geen lijdend voorwerp bij zich kan hebben, bijvoorbeeld in de betekenis ‘de tijd gaat voorbij’. Wél goed zouden de volgende formuleringen zijn:
- | Door de notaris is op 20 december 1988 de akte gepasseerd. |
- | Op 20 december 1988 is de akte gepasseerd. |
- | Op 20 december 1988 heeft de notaris de akte gepasseerd. |
Even later vervolgt de Staatscourant met:
‘Tegelijk met de akte voor oprichting is een aantal volmachten gepasseerd.’ Met een beetje goede wil kan deze zin nog de toets der kritiek doorstaan en als lijdende zin worden geïnterpreteerd: ‘met de akte is een aantal volmachten (door de notaris) gepasseerd.’ Daartoe moeten we hem echter wel losmaken van de eerder besproken zin.
Maar iets verderop blijkt dat de redacteur wederom niet weet hoe hij dit werkwoord moet gebruiken. Dat leidt tot de volgende komische zin: ‘In de ochtend van 1 januari 1989 zullen de akten in Rotterdam de notaris passeren.’ Dankzij het gebruik van de toekomende tijd prikkelt deze zin nog meer dan de twee vorige de verbeelding: en nu maar hopen dat de notaris op de uitkijk staat, zodat de akten hem niet onopgemerkt passeren, en hij ze op 1 januari kan opmaken!
Ik vermoed dat het werkwoord opmaken veel minder aanleiding tot taalfouten geeft dan passeren; het heeft bovendien een doorzichtiger betekenis dan het verouderde verlijden. Daarom hoop ik van harte dat de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt nagevolgd en dat het ontwerp voor de nieuwe Wet op het Notarisambt op dit punt wordt aangepast. De Nederlandse Staatscourant heeft als officieel publikatieblad van de overheid een grote verantwoordelijkheid als het gaat om correct taalgebruik. Als zelfs dit blad zich zo vergist, wordt het tijd om over aanpassing te denken. We kunnen namelijk niet álles laten passeren.