‘Zien’ als taboewoord
Jac Aarts - redacteur/tekstschrijver, Maastricht
In het oktobernummer van Onze Taal besteedt Marlies Philippa in haar rubriek ‘Van woord tot woord’ aandacht aan nieuwe afscheidsformules als ‘zie je’ en ‘ik zie je (nog wel)’ die het Nederlands binnendringen. Een zoals altijd heel interessant betoog, maar de erbij geplaatste illustratie van de hand van Leo Immerzeel voegt er een nieuw element aan toe: het gebruik van deze woorden door blinden. De tekening laat er geen misverstand over bestaan dat twee blinde mensen, voorzien van zwarte bril, stok en geleidehond, met deze woorden afscheid nemen. Een erbij staande man is tot zijn stomme verbazing getuige van dit tafereel.
Ha ha ha, wat leuk? Nou nee. Ook in kringen van blinden en slechtzienden is het namelijk heel normaal om uitdrukkingen met woorden als zien en kijken te gebruiken. En waarom ook niet? Zienden hebben natuurlijk niet het recht om bepaalde woorden alleen voor zichzelf te reserveren. Wel kunnen deze woorden, als visueel gehandicapten ze gebruiken, soms slaan op een specifieke manier van zien: voelen, betasten, horen. De context maakt wel duidelijk wat er bedoeld wordt. ‘Ik heb dat boek gelezen’ kan betekenen dat men van dit boek in braille-vorm of als gesproken lectuur (cassette) heeft kennis genomen; zo kan men ook een beeld ‘zien’ (betasten), een krant ‘lezen’ (op een cassetteband beluisteren) of een toneelstuk ‘zien’ (horen).
Vele mensen durven in het contact met blinden en slechtzienden woorden als kijken en zien niet te gebruiken. Ze schamen zich dan als zo'n woord ze per ongeluk toch ontglipt. In het boekje Niet zo maar zo spreekt Herman van Dyck, zelf ook blind, zelfs van ‘taboe-woorden’. Voor schaamte is geen reden. Met medelijden in deze vorm, hoe goedbedoeld ook, is de blinde of slechtziende niet gebaat.