Hellevoetsluis(s)e perikelen?
Wie een boek schrijft over Hellevoetsluis of Goes, stuit vroeg of laat op een probleem: is het de Hellevoetsluisse en Goesse, of de Hellevoetsluise en Goese perikelen?
Op het eerste gezicht lijkt de vorm met dubbel s het meest plausibel. Als de perikelen immers in Amsterdam of Haarlem hadden plaatsgevonden, waren het Amsterdamse dan wel Haarlemse perikelen geweest. Daaruit blijkt dat je eerst de plaatsnaam moet nemen en er vervolgens -se achter zet. Als die plaatsnaam toevallig al op een s eindigt, krijgen we doodgewoon twee s-en.
Toch zijn alleen de vormen met één s correct. Dat komt doordat de redenering over Amsterdamse niet deugt. Laten we weer beginnen met Amsterdam. Als je daar een bijvoeglijk naamwoord van wilt maken, gebruik je de -s van de tweede naamval: ‘Dat is iets typisch Amsterdams’, of ‘een Amsterdams probleem’. Soms eist de zinsbouw dat het bijvoeglijk naamwoord verbogen wordt. Dan komt er een -e achter de s: ‘de Amsterdamse problemen’. Amsterdamse valt dus niet uiteen in Amsterdam + se, maar in Amsterdam + s + e.
Nu weer terug naar Hellevoetsluis. Als we daar een bijvoeglijk naamwoord van maken, krijgen we altijd maar één s: een Hellevoetsluis (niet: Hellevoetsluiss) probleem. Als we deze vorm verbuigen, wordt dat Hellevoetsluis + e: dus Hellevoetsluise.