Onze Taal. Jaargang 62
(1993)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |||||||
■ Jiskefet en ziggurat
| |||||||
■ Préséance
| |||||||
■ Te intiem
| |||||||
■ Voorbijsteken [1]
| |||||||
■ Voorbijsteken [2]
| |||||||
■ Ik zie je
| |||||||
[pagina 66]
| |||||||
Het zou daar al zo'n tien jaar worden gebruikt. Zonder dat in twijfel te willen trekken, moet ik daaraan dus toevoegen dat ik mijn eerste ik zie je in 1978 uitsprak, vier jaar eerder dan Stroop vermoedt. Zou ik dan toch de allereerste zijn geweest? | |||||||
■ Overgankelijk oversteken
|
- | Ik moet deze week oversteken. |
- | Het is slecht weer om (kinderen) over te steken. |
- | Ik zal jou even oversteken. |
■ De criticus op het terrein van de taalkunde
C.A. Zaalberg - Leiden
In de decemberaflevering heeft Max Pam zijn mening over het Stijlboek van de Volkskrant gegeven. Dat boek verrast door een van zijn oogmerken: ‘Het is vooral bedoeld’, zegt de voorredenaar van het boek, ‘om journalisten, tekstschrijvers en neerlandici inzicht te geven in het journalistiek handwerk van de Volkskrant.’ Het kan zéker nuttig zijn voor journalisten die bij die krant solliciteren of op proef aangesteld zijn. Maar wat hebben tekstschrijvers eraan? En een neerlandicus die ‘inzicht in de stijl van de Volkskrant’ wil verwerven hoeft niks anders te doen dan gewapend met zijn vakkennis die krant te lezen.
Schrijver dezes is alleen maar neerlandicus, en nog hoogbejaard ook. In de structuur van de ontboezeming van de heer Pam valt hem op dat die begint en eindigt met ‘eenheidsworst’, welk 75-jarig woord er nóg enkele malen in voorkomt. Ergens zegt Max Pam: ‘de eenheidsworst is de basis van alle verscheidenheid’. Met een knipoog naar de heren Van Eemeren en Grootendorst kan ik dit logenstraffen. Verscheidenheid was de basis van alle eenheidsworst!
Waar de neerlandicus zijn ogen niet gelooft, dat zijn de plaatsen waar de boekbespreker het terrein van de taalkunde binnenstapt, en bijvoorbeeld sekse aanziet voor een afleiding van sex. En: ‘Ik heb niets tegen het woord heikel, zelfs al kan iemand mij uitleggen dat het een germanisme is.’ Maar het is geen germanisme, het is doodgewoon een Duits woord, dat wij niet nodig hebben aangezien we over hachelijk beschikken.
Verbijsterend is de onzin die Pam verkoopt over wat wij de ‘groene’ en de ‘rode’ woordvolgorde noemen. ‘Als ik het mij goed herinner heeft Andreas Burnier wel eens beweerd dat het een germanisme is om het hulp- of koppelwerkwoord’ (lees: het hulp- of het koppelwerkwoord) ‘achter het voltooid deelwoord te plaatsen.’ Het gaat hier over de twee mogelijkheden in Nederlandse bijzinnen: dat ze het gehoord heeft (groen) en dat ze het heeft gehoord (rood). Max Pam heeft groot gelijk als hij ervoor is ‘de schrijver in deze kwestie vrij te laten’. Maar hij is op een dwaalspoor als hij schrijft: ‘het hulp- of koppelwerkwoord’. Die twee onderwerpen zich namelijk aan verschillende zinsbouwwetten. (De heer Sterenborg geeft over dit onderwerp een grondige uitleg op blz. 67-68 van deze Onze Taal.)
Als de heer Pam meent dat je in een bijzin het koppelwerkwoord ook vóór het als bijvoeglijk naamwoord functionerende voltooid deelwoord kunt plaatsen, kun je misschien over een goede stijl schrijven, maar niet over grammatica. Dan maak je eenheidsworst van groen en rood.
■ Twijfelen of
Mr. drs. C.G.J. Piron - Eindhoven
In ‘Afkokers’ (Onze Taal januari 1993, blz. 10) citeert de heer F. Jansen een zin uit een artikel van Privé (7-3-1992) over de voorgenomen scheiding van VVD-prominent Nijpels van zijn vrouw. De zin luidt: ‘Niemand twijfelde eraan, dat ze niet op haar eigen man zou stemmen en dat haar loyaliteit niet in de eerste plaats bij Ed Nijpels lag.’ Jansen wijst erop dat de zin te veel ontkenningen bevat en schrijft dat beter is: ‘Niemand twijfelde eraan dat ze niet op haar eigen man zou stemmen en dat haar loyaliteit in de eerste plaats bij haar man lag.’
Een nog betere zin zou zijn verkregen als Jansen in plaats van dat het voegwoord of zou hebben gebruikt. In het geval van het werkwoord twijfelen worden hoofd- en bijzin met elkaar verbonden door het voegwoord of; dat is niet anders wanneer de onzekerheid die bij twijfelen hoort in zekerheid verandert: niemand twijfelde eraan is immers gelijk aan iedereen was er zeker van.
■ Gedelete(t)
C. Blomberg - Almere
In Onze Taal van januari 1993 vermeldt Harry Cohen het voltooid deelwoord gedeletet, een schrijfwijze die is overgenomen uit Van Dale. Mijn voorkeur gaat uit naar gedelete, maar ik beken dat daarover valt te twisten. Het gaat hier om toepassing van de regel van de analogie van De Vries en Te Winkel. Deze regel bepaalt onder meer de spelling hij wordt naar analogie van hij loopt. Er zijn ook gevallen waarin wordt afgeweken van de regel: we schrijven niet zij zett, omdat dubbele medeklinkers aan het einde van een lettergreep nooit voorkomen. Om dezelfde reden schrijven we ook niet gezett.
Dat brengt ons bij gedelete(t). Voor beide spellingwijzen is iets te zeggen:
- | gedeletet Dit is de zuivere toepassing van de analogieregel. Het feit dat tt niet is toegestaan aan het einde van een lettergreep zegt nog niets over de combinatie tet, die wordt uitgesproken als één enkele t. |
- | gedelete Bij werkwoorden met een stam die niet voldoet aan de Nederlandse spellingregels, kan men bij vervoegingen het best uitgaan van Nederlandse werkwoorden die qua vorm het dichtst in de buurt komen. Dat zijn voor deleten werkwoorden met een stam op -t. |
In beide gevallen wordt de analogieregel toegepast, maar het resultaat is verschillend. Kan een officiële instantie over dit geval een uitspraak doen?