● Conclusie
Misschien is er helderheid te krijgen als we de liedtyperingen hun plaats geven binnen het communicatieproces: DE ZANGER (Aron Frenkel: zelf-presentatie of representatie; Ruttkowski: spreekhouding ik, jij, men) ZINGT (Gaat het om de muziek of om de tekst: muzisch of significatief? Gaat het om bel canto, croonen, shouten, zing-zeggen, rappen?) ZIJN LIED (valse, ballad, rumba, blues, maar ook Ruttkowski's ontboezemend, overpeinzend of verhalend lied) MET EEN ZEKERE INHOUD (godsdienstig, vaderlandslievend, schuin, etc.), VORM (muzikale bouw, literaire bouw: structuur, verhaal, situatie, houding, coupletten, refreinen, metrum, rijmschema's e.d.), KARAKTER (Drs. P: droevig, wijsgerig, boos e.d.) EN PRETENTIE (hit, populair, artistiek, gedurfd, journalistiek, emancipatorisch, revolutionair, etc.) VOOR EEN PUBLIEK (kampeerders, headbangers, studenten, disco-publiek, opera) DAT HET VERWERKT (het functionele aspect: kampvuurlied, marslied, gezelschapslied, danslied, maar ook radiohit).